De Poort van de Dungeon Master (3)

Muziek: The Well van Omnia

De Cel

Hanck hijgt, zweetdruppels parelen op zijn voorhoofd.

De lucht is vochtig en benauwd en beneemt hem volledig de zin om te ademen. De bedompte atmosfeer maakt iedere ademtocht tot een kwelling, hij voelt een angstige en steeds in intensiteit toenemende beklemming alsof hij met barstende longen in diep water aan het verdrinken is.

De walmende toorts aan de muur maakt het alleen maar erger met een bijtende damp die vrijkomt bij de trage verbranding van de traanolie waarin het doek van de toorts is gedrenkt. Hanck verlangt naar het moment dat het vuur zal doven, zodat de cel slechts vaag verlicht wordt door de gloed van het venster, waardoor hij de beperkingen van zijn rokerig universum niet langer hoeft te zien.

Weinig kans, denkt hij, de cipier komt een nieuwe aansteken zodra het vuur hier dooft.

Hij vraagt zich terloops af, hoe dit wezen -hij had slechts een vaag silhouet ontwaard van iets dat op twee benen (of poten?) naderbij schuifelt en steeds de uitgebrande toorts door een nieuwe vervangt- het in de gaten krijgt dat de toorts opgebrand is. Er moeten hier haast kijkgaten zijn. Of dat vreemde bolletje met een glazen ruitje boven op zijn scherm dat zo sprekend op een groot donker oog lijkt, moet hier iets mee te maken hebben. Het maakt hem kriebelig, die gedachte dat al zijn gangen worden nagetrokken en zijn bewegingen geobserveerd. Wie zou dat doen? Wie heeft belang bij zijn ellendig bestaan in deze Cel?

Zijn lichaam stelt zich genadeloos op in de allesomvattende drang om te overleven, dus hijgt hij moeizaam de lucht vermengd met rook in en uit om het kleine beetje zuurstof daaraan te onttrekken. Het zweet staat op zijn voorhoofd, maar hij heeft geen gelegenheid om het af te wissen. Een paar druppels glijden traag door zijn wenkbrauwen en prikken in zijn ogen. Het beeld vervaagt door de bijtende pijn die hem het gevoel geeft alsof zijn ogen uit zijn kassen worden gedrukt.

Ik kan er niet bij! stelt hij moedeloos vast, had ik maar heel even mijn handen vrij!

Hanck weet dat deze gedachte een illusie is. Hij tracht zich wanhopig te concentreren op het wazige blauwe venster voor hem. Zolang het beeld daarop voldoende in beweging blijft, is zijn bestaan gewaarborgd en kan hij straffeloos blijven leven. Als zijn activiteiten stokken, zal de kastijding onvermijdelijk volgen. Een stekende pijn kruipt langzaam naar zijn schouders en zijn nek. Zijn rugspieren krampen samen en trekken een strakke en pijnlijke gordel rond zijn heupen en zijn middel.

Vervloekte ketenen! schiet het door zijn hoofd.

Hij mijmert een moment over de achtergrond van zijn gedachte. Zijn het de ketenen aan zijn handen, of zijn het zijn eigen angsten die vervloeking verdienen?

Het venster biedt plots een verrassend uitzicht. De reeksen symbolen verdwijnen en het scherm verduistert. Plosteling materialisen zich een paar welbekende symbolen in een flitsende rode omlijsting.

De Intelligentie -hij noemt zichzelf bij de naam Guru- die hij op dit moment aan het bevredigen is, meldt Guru Meditation[1] en is zodoende even op een hoger bewustzijnsniveau bezig. Hanck kan daarom op zijn lagere vlak even rust nemen, hoe kort dit ook zou duren. Want de Guru is krachtig en kan door enig ontspannen en terugzetten zijn meditatieve staat onmiddellijk verlaten en terugkeren naar zijn waarnemend bewustzijn, zodat het genadeloze venster -het Oog der Guru- hem weer wacht.

Hanck’s blik flitst door de ruimte waarin hij gevangen zit. Aan de ene kant is hij blij dat hij zijn ogen een moment rust kan gunnen van de hoofdpijn verwekkende concentratie op het scherm die de Guru hem afdwingt. Aan de andere kant frustreert de waargenomen nogal beperkte omvang van zijn huidige wereld hem mateloos. Een kubus van lucht, ingesloten door dikke met mos begroeide ruw gemetselde steen en een geheel dichte ijzerbeslagen deur, dat is op dit moment zijn leefruimte.

Ergens komt de entourage hem bekend voor. De herinnering is altijd blijven hangen. Grote stenen, beugels met ketenen, haken aan de muur, catacombe-achtige uitsparingen in de wanden, waarin zich al lang geen gebeente meer bevindt, hier en daar in de steen gegrifte mededelingen… En bovenal de ijzeren lijsten die zielen gevangenhouden…

De Kerkers van Chaos! komt hem voor de geest.

Een menigte bleke pissebed-achtige insecten met lange voelsprieten krioelt door de begroeiing op de stenen en betwist elkaar het voedsel dat ongetwijfeld tussen het mos leeft.

Blij toe, denk hij, want zodra ze over mij heen lopen op zoek naar ik weet niet wat, is de jeuk niet te harden.

Een paar insecten verliezen hun houvast op de muur en vallen met een tik op de vloer. Koud liggen ze ietwat uitgeteld op de grond, of een klein slijmerig tentakeltje schiet tevoorschijn uit een van de kieren in de muur bij de vloertegels en trekt het worstelende insect genadeloos voort, ongetwijfeld richting consumptie door een verder onzichtbaar roofdier. Hanck herinnert zich het ongelooflijk smerige gekriebel tussen zijn tenen, toen de insecteneter nog niet wist dat hij veel omvangrijker was dan de pissebedden en zodoende te groot voor snelle vertering. Zijn fout was hem op een afgeknapt tentakeltje komen te staan, Hanck had verder geen last meer gehad.

Een cel… denkt hij wanhopig, moet ik hier de rest van mijn dagen slijten?

Een kort moment flitsen zijn gedachten terug naar een prachtige stad vol magiërs, verwikkeld in een dodelijke strijd om de ultieme vrijheid, de Macht van de Eerste. De beelden zijn vaag en incoherent. Hij weet nog dat hij goede kansen had gehad, maar wat er nu precies verkeerd was gegaan, weet hij niet meer. Zou een concurrent hem deze kool van slavernij hebben gestoofd? Waarom had zijn grenzeloze ambitie hem daar niet uit kunnen helpen?

Zijn ambities drijven hem voort. Scherpen zijn geest en jagen zijn magische vaardigheden aan. Slechts enkele machinaties scheiden hem van de Troon van de Eerste. Die oude Av’ha’Tharr zou hem niet kunnen weerhouden! Zijn krachten waren uitgehold en verweerd door de lange jaren van gebruik, bros en droog, net zoals de grijze haren van zijn baard. Av’ha’Tharr zou nu het lot ondergaan van degene die hijzelf ooit had overwonnen!

Al eeuwen werd de positie van de Eerste bevochten, generatie na generatie wierpen magiërs zich op om de Macht van Waterwacht te worden, om de Scepter van Nyrral te voeren. Voor de eer en waardigheid van de titel van Bevechter van het Kwaad.

Hanck had zijn graden sneller behaald als zijn mede-adepten. Men prees zijn vaardigheid. Die woorden van bewondering zaaiden de verleiding in zijn hart. Hij zou het proberen. Een greep naar de macht.

Bevechter van het Kwaad! Hij proeft fluisterend de titel op zijn lippen,

Het is nacht. Zijn voetstappen in de zalen van de Citadel van de Eerste klinken hol en ijl. Het zachte licht van de lampen doet bijna zeer aan zijn ogen, alsof het diep in zijn ziel snijdt omdat het zijn duistere plannen verlicht.

De Eerste moet het hart van het Kwaad kennen, denkt hij, daarom moet een nieuwe Eerste kwaad begaan om gelouterd te worden. Op gevaar af dat hij aan Chaos ten offer valt.

Een paar deuren scheiden hem van de strijd. Hij scherpt zijn geest, beschermt de kern van zijn wezen. Zijn ambities branden in zijn hart. Hij is tot alles bereid. Ook tot het kwaad. Het doden van een oude man en het zuiveren van de Orde op basis van willekeur, dat is toch kwaad? Spelen ze zo Chaos niet in de kaart? Hij drukt zijn twijfel diep weg onder vastberadenheid. Hij zou ieder offer brengen voor de macht. Tot het verkopen van zijn ziel aan Chaos toe.

De deur van de vertrekken van Av’ha’Tharr zwaaien open. Hanck Burrh’ Winkh’ Al sluipt naderbij, al zijn afweer op scherp. Daar ligt de oude man op een bed dat er bijna uitzag als een sarcofaag. Hij mompelt de eerste syllaben van zijn sprong naar de macht!

Een ontzettende hitte omspoelt hem. Gefaald! is zijn laatste gedachte. In een flits verandert de omgeving, van het rijkversierde interieur van Av’ha’Tharr tot de met mos begroeide muren van…

De Cel!

Hanck schrikt op uit zijn mijmeringen. Hij realiseert zich dat hij toentertijd gered was. Hij had immers gefaald. Normaal gesproken zou zijn lot de eenzame opsluiting in de Kerkers van Chaos zijn geweest, het lijstwerk van insluiting dat hij zich vaag herinnerde. Het ging echter anders. De Guru had hem en zijn vaardigheden geannexeerd. Met de nodige zachte dwang.

Hanck’s rechterhand zit geketend aan een blok met drie knoppen dat met een sterke band aan de muur bevestigd is. Hiermee bewegende, dient hij het concentratiepunt van de Guru op de juiste plaats te zetten om de kennisoverdracht te activeren.

Een luie donder, die Guru, moppert hij in zichzelf, ik kan al het werk doen!

Zijn linkerhand rust op een kleine langwerpige tafel waarin een honderdtal kleine beweeglijke blokjes zijn aangebracht. Ieder blokje voert een Symbool van Kennis. Een metalen band met een kabeltje om zijn linker pols geeft hem juist genoeg vrijheid om alle symbolen aan te raken. Het metaal is op dit moment aangenaam koel. Maar op momenten van kastijding wordt de band de bron van intense pijn door gloeiende hitte of een prikkeling die hem totaal verkrampt.

Zijn taak op dit verlengstuk van de Guru -zo had hij destijds te horen gekregen- is om de gedachten van de lagere vlakken der fysieke wereld in symbolen van kennis uit te drukken, zodat de Guru deze op het hogere vlak van zijn diepe meditatie kan analyseren en integreren in de Kennis van het Al. Hanck moet de realiteit van de fysieke werkelijkheid beschrijven en omzetten in de reeksen symbolen die de honger naar kennis van de Guru kunnen bevredigen. Op zich is dat geen probleem. In zijn vak van Technisch Auteur was hij niets anders gewend.

Even verbaast hij zich over die gedachte… Technisch Auteur, mijmert hij, ik heb nog nooit van deze klasse magiërs gehoord… Ze moeten haast uit een andere wereld komen.

Hanck’s ogen zijn de meeste tijd geketend aan het blauwe venster, de spiegel van de ziel van de Guru. Hierop zweven de echo’s van de symbolen van kennis die hij aangeraakt had en als reactie daarop de wijze woorden van de Guru, die hem uiteindelijk zouden bevrijden uit zijn laaggeplaatste status van sterveling.

Ging ik maar gewoon dood, denkt Hanck wrang, ik snap niet hoe ik hierin verzeild ben geraakt.

Hij weet dat deze gedachte ijdel is. De Guru zou hem niet laten gaan, zelfs niet in het Bed van Eeuwige Rust, dat wil zeggen tussen zes planken. De Guru straft alleen maar, weliswaar duidelijk wreed, maar niet dodelijk. De band rond zijn linker pols brengt in dat geval de “corrigerende” gedachten van de Guru feilloos over.

Wie schrijft, die blijft, hoort hij als een verre echo uit het verleden in zijn hoofd, en daarin wacht jou de verlichting, de eeuwigheid en de verlossing van de valse werkelijkheden die anders bezit van je zullen nemen.

Hij herinnert het zich nog. Toen de klank van deze woorden was uitgestorven, was de deur van de cel dichtgeslagen. Zijn wereld werd geconcentreerd op vier vierkante meter, zijn reuk verziekt met de geur van rotting en slechte olie, zijn uitzicht beperkt tot het wazige scherm.

Hij vraagt zich af wat voor valse werkelijkheden dat waren. Goed, hij had een grote hartstocht voor de virtuele werkelijkheden van zijn Computer Role Playing Games. Ooit had hij een poging gedaan om de uren te tellen waarin de alledaagse werkelijkheid naar de achtergrond schoof en deze veel spannender en avontuurlijke realiteit de overhand kreeg. Hij was de tel kwijtgeraakt.

Zijn blik vervaagt, het beeld wordt wazig. De symbolen van kennis veranderen in een grote brij. Het licht van de fakkel verschiet van kleur van flakkerend geelrood in wit. De ruimte lijkt uiteen te wijken tot iets groters.


Notities

[1] Guru Meditation: Beruchte fatale foutmelding van de Amiga 500 computer. Je kon die deadlock alleen met een complete reset doorbreken.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven