Prenatale

Muziek: Contact van het album Space for a crowded World van Øystein Sevåg

Ik denk, dus ik besta

Ik denk, dus ik besta…

Verbazing glijdt over zijn gezicht. Begrijpt hij de taal?

“Je bewustzijn was er al eerder,” fluistert een stem, “we hebben dezelfde oorsprong”.

Hij draait in het warme water en strekt zijn benen. Het is donker en veilig, hij voelt het ritme van het leven dat hem omvat en het bloed met hem deelt. Hij bemerkt stemming, een woordeloze boodschap.

Spanning…

“Wie ben je?”

“Je gids. Ik heb je keuze gehoord om hier te zijn.”

Keuze? Hij kan zich niets herinneren. Waar komt hij vandaan? Waar de gids ook vandaan komt? Zijn vingers voelen zijn lippen. Hij beweegt ze. Draait zich weer om. De ruimte is beperkt, maar voelt niet als een gevangenis. Donker maar veilig.

“Weet jij wie ik ben?”

“Ik ken je ziel al eonen lang. We spraken met elkaar. Je vroeg me of ik deze keer bij je wilde blijven. Dat wil ik. Zo lang je leeft. Tot je weer terug bent bij ons. Dan worden wij weer deel van alles.”

Wonderlijk… het stelt me gerust…

“Daar ben ik blij om.”

“Sinds wanneer lees jij mijn gedachten?”

“Sinds we geen geheimen meer voor elkaar hebben. We delen het bewustzijn.”

“Wat is mijn keuze?”

“Dat je hier wilt leven. Luister maar.”

Hij voelt dat zijn gids afstand neemt. Een vleugelslag in de verte, maar toch waakzaam en alert.

Hij luistert. Ritme. Beweging. Een trilling. Een andere stem, zacht, maar vibrerend om hem heen: “Ik voel leven.”

Ze tast. Haar hand gaat over haar buik. Hij voelt de streling. Hij trekt zijn benen in. Zijn voeten drukken tegen het gewicht van haar handen.

Toch is er onrust. Is ze wel blij met hem, zoals ze hem hadden verteld? Hij voelt haar stemming. Bedrukt.

Ik denk, dus mijn bewustzijn krijgt woorden… herinneringen.

Ontdekken

Ik ben zwanger, hoe kan dat nou?

Hij voelt haar schrik en angst. Dat kan niet! Niet van dat ene keertje. Wat zullen ze zeggen? Gaat het me nu net als Sonja? Ze was niet getrouwd. Disciplinair van de opleiding verwijderd… De schande… Iemand met zo’n lage morele instelling kan en mag niet op het instituut blijven, werd gezegd… Stelletje hypocrieten. Nee, dat kan niet! Ik zit daar op mijn plek. Ik wil ermee door. Wat moet ik nou?

Hij voelt haar ontkenning. Er zit niks. Ik voel me gewoon niet zo lekker. Ik ben wel vaker misselijk.

Hij voelt een schok. Haar hart slaat over, de onrust trilt door zijn bloedsomloop. Stel dat het wel zo is. Wat moet ik? Het weg laten halen? Dan merkt niemand er iets van. Dan blijft alles zoals het was. Dan heb ik tijd. Om mijn eigen weg te volgen. Niemand hoeft het te weten. Ook hij niet. Ik ben nog te onzeker over hem. Maar waar moet ik dan naartoe?

Een beeld ontvouwt zich. Engeltjesmakers. Een halfduister achterkamertje. De geur van de dood. Ga rustig liggen en laat me mijn gang gaan, voor je het weet is het weg. Als iemand ernaar vraagt, zeg je dat je misselijk bent van een menstruatiebloeding. Zeker niet naar een dokter gaan, anders komen ze erachter. Je weet wat er dan gebeurt…

Een wurgende angst verstikt hem. Wil ze me dood laten maken? Wat doe ik hier dan nog? Hij kan niks doen, hij zit vast in haar systeem. Dat de natuur zelf de beslissing neemt om hem af te breken, kan hij verdragen. Maar bot ingrijpen op deze manier… Doodsangst verlamt hem. Heb ik daarvoor gekozen?

Ze komt tot rust. Nee, dat is niet goed. Als ik mijn kind weg laat halen, hoe kan ik dan met een gerust geweten zieken verzorgen die vechten voor hun leven? Hoe kan ik hun leven helpen beschermen als ik zelf zo weinig eerbied daarvoor heb? Ik moet er mee leven. Ik aanvaard de gevolgen. Mijn moeder deed dat ook bij mij.

Onrust wakkert aan. Waarom doet dat zo’n pijn? Ik zal het zo missen, mijn eigen bestaan op mijn eigen benen, een vak leren… in plaats van in een huishouden te moeten tolereren dat men vindt dat de man het hoofd van de vrouw is. Daar zeurt mijn vader steeds over met de Bijbel in de hand.

Walging siddert door haar lijf. Zal ik dan toch maar…?

Hij voelt haar gewetensconflict. Het balanceert tussen ja of nee. Nee, het is leven dat ik draag. Mijn verantwoordelijkheid. Hij moet het weten dat het ook van hem is.

De opluchting is grenzeloos. Het leven gaat door.

***

De angstige herinnering ebt weg. Een andere neemt haar plaats in.

Waakzaam

“Heb je je maandstonden al gehad?”

Hij voelt een golf van schrik en angst. Ik had het kunnen weten, hoort hij haar gedachten, moeder houdt me in de gaten. Al jaren.

“Nog niet begonnen,” houdt ze zich op de vlakte, “vorige keer was het ook wat later. Zal wel door de drukte komen, die nachtdiensten zijn best zwaar, ook voor de leerlingen.”

“Kun je het nog een beetje vinden met de buurjongen? Jullie gaan best vaak met elkaar op stap de laatste tijd. Ik wist niet dat je zo’n wandelaar was. Het is wel een attente jongen. Laatst bracht hij voor mijn verjaardag zelfs bloemen voor me mee. Prachtige gladiolen.”

Die bloemen waren voor mij, Ma, klinkt haar gedachte, het was ook mijn verjaardag. Jij stond direct vooraan bij de voordeur om ze in te pikken. Hij kreeg de kans niet eens om ze aan mij te geven, teleurstelling schrijnt, hij zei helemaal niks. Hij heeft wel respect voor je. Of zou hij bang zijn?

“Wil je de volgende keer niet zo’n lawaai maken met je grammofoon in je kamer? We hoorden dat geschetter beneden nog. Het verbaast me dat jullie elkaar nog kunnen verstaan met die herrie.”

“Dat is geen herrie, Ma. Dat is muziek. Een vioolconcert. Gecomponeerd door een man met hele lange vingers, er was geen mens die zijn grepen op de viool kon naspelen.”

“Wat moet je toch met die dode componisten? Ik luister toch liever naar iets rustigers. Op zondagmiddag is er samenzang op de radio.”

Hij hoort haar denken. Een onrustige maar opwindende herinnering pulst door haar bloed. Het was een prima achtergrondmuziekje, je had ons toen ook niet samen moeten zien. Het gebeurde zomaar…

***

De herinnering aan mijn begin, stelt hij vast. Zou ze haar zwangerschap snel hebben gedeeld? Een volgend tafereel doemt op in zijn geest.

Erkennen

Hij voelt een tweede aanwezige in de kamer.

“Wat moeten we nu?” klinkt een mannenstem. Jong, onzeker. “Waar moeten we naartoe met een kind?”

Hij voelt diepe onzekerheid en totale verrassing. De man ziet zichzelf niet als vader. Hij zou niet weten hoe dat moet. Hij weet hoe hij kinderen moet onderwijzen, dat heeft hij geleerd. In eer en deugd en met autoriteit. Maar een zuigeling die niet kan praten en niet reageert op rationele argumenten en zich niets aantrekt van woorden? Hoe gaat hij daar mee om?

“We zullen er allereerst mee voor de dag moeten komen,” trilt het scherp door haar lijf, “dat is het ergste. Het ging laatst al bijna mis, moeder vroeg waar mijn maandstonden bleven. Je weet wat de mensen zullen denken. Ik hoor de hele buurt al roddelen: “Waar zouden ze het met elkaar gedaan hebben? Schandalig. De jeugd van tegenwoordig. Alleen maar uit op hun pleziertjes. Verantwoordelijkheid, ho maar.”

En dan mijn vader. Die sombert al jaren volgens de regels van Gods woord die hij uit dat van kaft tot kaft Ware Woord heeft verzonnen. Zijn oordeel is genadeloos: We hebben de ergste zonde begaan. Gemeenschap voor het huwelijk. Door God strikt verboden. Aanzien tot begeren en dat nog in praktijk brengen ook. Dan begint hij weer over de vernedering en verootmoediging die hij en moeder hebben moeten ondergaan voor het oog van de gemeente voordat ik geboren werd.”

“Nou dan. Zij zijn toch ook zo begonnen? Wat zeurt die vent toch?”

“Zijn oordeel is de minste van mijn zorgen. Weet je wat er gebeurt als het ziekenhuis erachter komt? Dan spreken ze schande en gooien ze me eruit. Ik kan mijn opleiding wel vergeten. Dan ben ik officieel een gevallen vrouw.”

“Het spijt me.”

“Jij hebt gemakkelijk praten. Ze kijken jou er niet op aan. Mannen gaan altijd vrijuit. Ik ben Eva de verleidster, weet je nog?”

“Waar moeten we naartoe?”

“Trouwen komt eerst. Voor het te laat is en iedereen het kan zien.”

Een stilte verhoogt de spanning. “Ja, maar… Dan word je net zo goed van de opleiding gestuurd.”

“Dat is normaal. Dan lijkt het nog wat voor de hypocriete samenleving. Wat wil je anders?” haar hartslag wordt sneller, “alles wegmoffelen tot iedereen ziet dat ik een dikke buik heb? Het kind afstaan voor adoptie door een stel dat de maatschappij meer waardig acht dan ons zondaren? Heropvoeding voor mij als zondares tegen God en maatschappij?”

“Doe niet zo hysterisch. We vinden wel een oplossing.”

“Hysterisch? Vind je dat? Je bent al net zo gemakkelijk als toen wij dit probleem maakten. Hoezo oppassen? Wie van ons brengt dan nu iets binnen voor een gezin, een huis? Ik kan dat nu wel vergeten.”

“We zouden toch gaan trouwen? Ik sta daar helemaal achter, ik verheug me erop. Jij bent mijn Lief. Ik ben bijna uit militaire dienst. Dan kan ik solliciteren. Er is genoeg werk te doen in het land. Meer kinderen na de oorlog betekent ook meer onderwijzers. Dan krijgen we gegarandeerd een huis. Ik heb al advertenties gezien. In de polder zijn ze zelfs al tevreden met kwekelingen. En ik ben afgestudeerd op de Kweek.”

Een lach: “Je denkt toch niet dat ik dit tot na je sollicitaties binnen kan houden?”

“Tja, dan moeten we het misschien toch maar eerder een trouwdatum prikken. Zouden jouw ouders helpen tot we een eigen plek hebben? Met huisvesting, misschien?”

“En die van jou dan?”

“Het huis zit al vol kostgangers voor het geld. Ik slaap bij mijn ouders in de slaapkamer, nota bene. Dat is eh… soms wat ongemakkelijk. Zou jij niet bij de gemeente…?”

“Dat geloof je toch zelf niet. Stel ik kom daar als vrouw bij het loket en vraag een huis. De ambtenaar trekt zijn wenkbrauwen op en mompelt: “Voor u mevrouw?” Dan zeg ik ja en antwoordt hij: “Burgerlijke staat?” Nou als ik hem dan de waarheid vertel, zelfs als ik noem dat ik verloofd ben, hoor ik hem al schamperen: “Een vrouw alleen? Wilt u soms een zaakje achter het raam beginnen? Dat faciliteren we niet, we zijn een nette gemeente.” Dus jij zult naar dat loket moeten. Naar mannen luisteren ze wel.”

“Als ik ga en mijn burgerlijke staat naar waarheid vermeld, hoor ik hem al mopperen: “Een man alleen in een huis is niet goed. Wachtlijst voor ongehuwde mannen is tien jaar. Als u getrouwd was, kreeg u urgentie. Zo werkt dat hier in Hilversum. Wij faciliteren de hoeksteen van de samenleving, zoals het hoort en door God is verordonneerd.”

“Daar komen we dus niet verder mee. Trouwen gaat dus wel helpen.”

“Nou, onze boodschap waarom dat nu is komt vooraan, ben ik bang. Naar wie gaan we het eerst?”

***

De herinnering brengt een gevoel van dankbaarheid. Ze nemen hun verantwoordelijkheid. Of ze werkelijk bij elkaar passen? Dat moet nog blijken, maar het is voor hem misschien beter dan eindigen op een breinaald. Alleen die ouders van hun… Hij herinnert zich het gesprek.

Reactie

“We willen gaan trouwen. Zo snel mogelijk. We zijn er klaar voor.”

Hij voelt blijde verrassing op de woorden van zijn moeder. Twee ouderparen brommen tevreden. Zijn vader zwijgt behoedzaam.

“Geweldig,” klinkt een mannenstem, “dan hebben jullie twee bruiloften en wij eentje. Een beetje feest in deze moeilijke tijden. Die spanning in Hongarije. Vervloekte Russen. Die zijn niet te vertrouwen. Kijk maar naar Tsjechoslowakije acht jaar terug. Die Hongaren zullen tenminste vechten. En dan die toestand in Egypte. Straks moeten we weer om Kaap de Goede Hoop heenvaren, net zoals in de Gouden Eeuw. Het Westen moet ingrijpen. Je moet de sleutel van de wereldhandel niet aan een stelletje oorlogszuchtige zwarten overlaten.”

Hij herkent de stem van zijn vader. “Er dreigt oorlog,” doorbreekt hij zijn zwijgen, “en ik zit nog in militaire dienst. Wat als Nederland besluit om die actie te steunen? Tien jaar geleden moesten alle dienstplichtigen opeens naar Indië.”

“Als je trouwt, dan krijg je vast vrijstelling. Bovendien, hoe lang moet je nog? Je zwaait toch eind dit jaar af?”

“Het is wel plotseling,” merkt een andere mannenstem bedachtzaam op, “jullie hebben nog maar net verkering. Ik ben er wel blij mee, hoor, die andere jongen uit Amersfoort was helemaal niks.”

Hij voelt zijn moeders hartslag sneller worden. Een mengsel van woede en verdriet. Hij leest een herinnering. Ze zou met hem trouwen. Haar vader was ertegen. Flitsen van ruzie. Hij gaat naar de verkeerde dominee, klonk het scherp, die predikt ketterij. Die jongen komt er bij mij niet in. Je moet het uitmaken. Ongeloof, woede, angst, aarzeling. Zijn moeder siddert. Ja, de buurjongen bracht troost. De beide moeders hadden een goed woordje voor hem gedaan. Ach, waarom ook niet? En nu zat ze ermee… Nee, dat was het verkeerde woord, hij had haar zijn Lief genoemd. Daar was ze blij om.

“Het moet wel zo plotseling,” trilt zijn moeders stem, “voor ze het zien. Ik ben zwanger.”

Niemand antwoordt. Alles wat hij hoort is het bonzen van zijn moeders hart en het rusteloos ruisen van het bloed. Hij voelt dat ze onrustig beweegt op zijn stoel.

“Zwanger?” klinkt het scherp, “dus jullie hebben…”

“Kalm, pa,” sust een vrouwenstem, “het is net zoals…”

Woede golft door de ruimte: “Nee, hier zwijg ik niet over. De Schrift is hier heel duidelijk in:

Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u uzelf onthoudt van de ontucht, en dat ieder van u zijn lichaam weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid, en niet in hartstochtelijke begeerte, zoals de heidenen.

Het is schandelijk wat jullie hebben gedaan! En nou zie je wat ervan komt. Ik had het wel voorspeld, je bent nog niet uit huis of je maakt er een potje van. Wat gebeurt er nog meer in die zusterflat van jou?”

“Ik heb nieuws voor je, Pa,” reageert ze scherp, “het was hier gewoon in huis. Op de zusterflat houdt de conciërge je veel te goed in de gaten. Daar komt mannenbezoek niet zomaar binnen.”

“Ik ben sprakeloos, duivelse ontucht onder MIJN dak! Heb jij niet opgelet, Ma?”

“Gedraag je,” gaat een vrouwenstem er tegenin, “er zijn nog andere mensen hier. Hou de vuile was tenminste nog binnenshuis. En waarom zou ik daar op letten als ze samen boven een boekje zitten te lezen met een muziekje erbij? Ik heb genoeg te doen. En ik word horendol van het geschetter van die grammofoon van haar. Dan ga ik niet iedere minuut kijken.”

“Nou, je ziet wat ervan komt. Ongetrouwd en een kind op komst. Ze waren zeker geen Bijbel aan het lezen. Ik hoor de buurt al roddelen als ze met een dikke buik rondloopt. De schande.”

“Goed, jullie gaan trouwen,” onderbreekt de andere mannenstem het relaas, “Dat lost het probleem wel op. Maar hebben jullie gespaard? Waar gaan jullie wonen?”

“Kom op, Pa, ik zit nog in militaire dienst. Die soldij is niet meer dan zakgeld. Daarna kan ik pas naar een baan solliciteren.”

“Zie je nu wat er gebeurt als je jezelf overgeeft aan ontucht?” moppert de andere mannenstem er tussendoor, “geen geld, geen huis en een kind op komst. God straft onmiddellijk.”

“Ik zou een beetje inbinden met die straf van God, Pa,” gaat een vrouw er tegenin, “onze ouders hebben ons toen geholpen toen we onvoorzichtig waren geweest. Het was wel het schuurtje, maar ja. Ze hebben het opgeknapt en er een kachel in gezet. Mijn vader maakte een hoop lawaai na onze schuldbekentenis in de kerk, maar hij deed wel iets voor ons. Dat kun je van jouw familie niet zeggen, die stonden allemaal te jeremiëren met Paulus in de hand en red u er maar mee.”

“Moet je dat allemaal weer oprakelen?”

“Inderdaad, je hebt fraai praten met die moraalbrieven van de apostelen, maar ze is wel jouw dochter. Ze heeft haar kamer hier nog. Die kan ze gebruiken. Ze had al een groot bed en er past nog wel een wiegje bij. Het is behelpen, maar het is beter dan niks. Bovendien gaat haar zus na haar trouwen het huis uit, dus hebben we ook plek voor kleren van allebei. Ze trouwt al over een maand. Misschien moeten we hun bruiloften maar combineren. Scheelt weer in de kosten.

Onze schoonzoon is klaar met zijn studie en zwaait binnenkort af. Werk genoeg voor een onderwijzer in de polder. Dus dat inwonen is maar tijdelijk. Nietwaar?”

“Maar…”

“Niks te maren, Pa, zo gaat het gebeuren. Ze trouwen, wonen bij ons in omdat er nog geen huis is en dan kan het kind komen.”

“Ik heb geen zin in het gekrijs van een baby midden in de nacht.”

“Dan stop je je oren maar dicht. Ik moest er vroeger altijd direct uit als ze maar een kreetje slaakten, maar dat is nu voorbij. Die taak is dan aan onze dochter.”

“Nou, er wordt op tijd getrouwd en er is een plek om te wonen,” bromt de andere mannenstem, “een goed begin. Inwonen doen er wel meer, er is overal gebrek aan huizen.”

“Het blijft een schande,” sputtert de andere vrouwenstem.

“Jij houdt je klep hierover tegen iedereen. Dat zal lastig wezen, want je gedraagt je als het nieuwsblad van de buurt. Twee maanden na hun huwelijksdatum mag je het erover hebben. Op die tijd mag je een verhaaltje van een gelukkige Oma afsteken.”

“Tegen die tijd is het bijna November. Je kunt het dan vast al te zien.”

“Tegen die tijd is het herfst. Onder een regenjas zie je er niks van.”

***

Die discussies hadden hem pijn gedaan. Hij voelde zich niet welkom. Wat een stelletje hypocrieten. Zonder boterbriefje was hij ongeldig? Alleen haar moeder, die kwam voor hen op. Goed, hij zou zonder veel poeha ter wereld kunnen komen. Zo ver was het echter nog niet.

Ze gingen trouwen. Maar voor haar -hij heeft met haar te doen- maakte het niet uit, ze werd door de kat of de hond gebeten, haar loopbaan was voorbij. Hij voelt dat verdriet elke dag. Een verwarrend gevoel, ligt het aan hem? Of geeft ze de vader de schuld? Of zichzelf? Hij weet het niet. Die onzekerheid roept spanning op.

Afwijzing

“Gaat u zitten zuster.”

Hij voelt haar behoedzaamheid. De geneesheer-directeur is geen gemakkelijke. Bovendien weet hij alles wat er in het ziekenhuis omgaat.

“Ik heb vernomen dat u voornemens bent om te gaan trouwen,” hij slaakt een zucht, “u weet wat dan de normale gang van zaken is.”

“Jawel, mijnheer,” klinkt het benepen.

“Geen zorgen, meisje. De liefde is mooi en ik kan me levendig indenken dat je een leven met een partner wilt,” een lichte aarzeling, “en misschien met kinderen. Dat is toch de natuurlijke gang van zaken voor een vrouw, nietwaar?”

“Jawel, mijnheer.” Hoezo natuurlijk? flitst haar gedachte, het is me overkomen. Moeder Natuur was genadeloos.

“Toch vind ik het jammer. Je doet het uitstekend op de opleiding, de afdeling verheugde zich op je indiensttreding. Het is niet anders. Jammer genoeg,” de man dempt zijn stem, “ik hoop dat we als maatschappij nog eens verder komen dan in hoekstenen te denken. Er zijn nog veel meer stenen nodig voor de opbouw van het huis van onze samenleving. We kunnen verpleegkundigen zoals jij goed gebruiken en ik ben ervan overtuigd dat dit vak en moederschap te combineren zijn als de mannenbroeders eens een keertje niet aan hun status denken. Een man kan ook luiers verschonen en een baby in bed leggen.”

“Kunt u geen uitzondering maken?”

“Als ik het voor het zeggen had, ja. Maar we hebben een bestuur met sterke banden met de kerk. Getrouwde vrouwen horen thuis, is hun mening. Huishouden en kinderen zijn niet te combineren met nachtdiensten en noodoproep. Het spijt me, echt.”

Verdriet spoelt als een vloedgolf door haar heen. Hij voelt zich benauwd, ze heeft gekozen om hem te voldragen, ja, maar ze had zich zo intens op die loopbaan verheugd, haar hart en ziel waren eraan toegewijd. Is hij de schuld daarvan? Zou ze hem dat voor de voeten gooien? Een moment heeft hij spijt van zijn keuze voor dit ouderpaar. Nee, zinvol is dat niet, de keus is gevallen, hij moet het nemen zoals het komt.

“Het spijt mij ook,” ze vecht tegen tranen, “ik ben u dankbaar dat u destijds mijn ouders heeft overtuigd om me de opleiding te laten doen. Ik heb een ontzettend mooie tijd gehad en veel geleerd. Maar ja, dit had ik niet voorzien.”

“We zullen een gelukwens sturen voor je bruiloft. Per die datum eindigt dan onze opleidingsovereenkomst.”

Met een loodzwaar hart verlaat ze het kantoor.

***

Dat verdriet is bij haar gebleven. Hij voelt het ook nu bij tijd en wijle, het knagende gevoel te zijn overgeleverd aan maatschappelijke gewoonten en bekrompenheid. Ze ziet zichzelf niet als onderdanige huisvrouw die hardwerkend in de schaduw blijft. Ze wil iets betekenen, buiten de deur, iets dat ze zelf heeft veroverd.

En nu… Hij herinnert zich een trouwdag.

Huwelijk

Een ernstige zalvende stem: “Bekent gij hier voor God en deze zijn heilige gemeente, dat gij genomen hebt, en neemt, tot uw wettige huisvrouw, hier tegenwoordig; haar belovende, dat gij haar nimmermeer zult verlaten; dat gij haar zult liefhebben, en trouwelijk onderhouden, gelijk een getrouw en Godvrezend man aan zijn wettige vrouw schuldig is; dat gij ook heiliglijk met haar leven wilt, haar trouw en geloof houdende in alle dingen, naar uitwijzen van het Heilig Evangelie?

“Ja.” Er klinkt blijdschap en ontroering in zijn stem. Heeft hij zich ermee verzoend dat het leven deze draai genomen heeft? Ook dat hij vader wordt?

De dominee wendt zich tot de ander: “Bekent gij hier voor God en deze zijn heilige gemeente, dat gij genomen hebt en neemt, tot uw wettigen man, hier tegenwoordig; en belooft gij, hem gehoorzaam te zijn, hem te dienen en te helpen, hem nimmermeer te verlaten, heiliglijk met hem te leven, hem trouw en geloof in alle dingen te houden, gelijkerwijs een vrome en getrouwe huisvrouw haar wettigen man schuldig is, naar uitwijzen van het Heilig Evangelie?

“Ja.” Na een korte aarzeling klinkt haar stem krachtig.

Hij hoort haar gedachten. Dienen en gehoorzaam zijn? Goed overleg komt eerst. Hij voelt haar beweging. Ze knielt. Heel even flitst een verdrietige gedachte voorbij. Zou ik ooit nog de kans krijgen om toch…?

Zingen en gebed volgt. Het formulier duurt behoorlijk lang, de voorganger improviseert een bloemrijke preek. Daarna komt het feest. Ingetogen maar toch vrolijk. Op een paar gedachten vol pijn na.

Afscheiding

Hij leeft in een cyclus. Nu hij denkt, merkt hij dat op. Er is een tijd van beweging, gedempte geluiden, een hartslag die in tempo en intensiteit varieert, een stroom van gedachten. Hij merkt ook een periode dat het rustiger is, stilte van buiten, een kalme hartslag op de momenten na dat stromen van onsamenhangende gedachten en beelden de revue passeren. Haar verdriet verscherpt bij tijd en wijle haar onrust. Hij voelt en leeft alles mee. Symbiose.

“Dat is tijd,” fluistert zijn gids, “cirkelgang.”

Niet in te schatten, zijn bestaan, het groeit, maar wat de bestemming wordt… Hij leert dat dingen voorbijgaan en soms terugkomen.

Er is druk, zijn ruimte krimpt en dijt uit. Vage geluiden van buiten, een dringende klank: “Het is tijd.” “Veel te vroeg,” is haar reactie, “we hebben hulp nodig.” Spanning en angst, zijn ruimte wordt kleiner, weg is de veiligheid.

Wil ze van me af? flitst het in zijn geest.

“Dit is ook de cirkelgang,” zegt zijn gids, “van eenheid naar afscheiding en weer terug.”

Hij voelt haast, urgentie, verwachting die tussen angst en blijdschap heen en weer fladdert.

De druk neemt toe, zijn hart raast mee met het hare. Hij voelt zijn eigen angst. Haar schreeuwen dringt tot hem door. Zijn ruimte versmalt zich, bewegen is onmogelijk. Een kracht waar hij niets tegen kan doen drijft hem in een steeds nauwere omknelling richting een onbekende ruimte.

Een vreemde stem: “Ik zie het!” Een ander: “Hou vol, het is er zo!”

Een verblindend licht barst open. Hij voelt zich benauwd. Zijn hart slaat over van de schrik. Wat koud! Een kreet resoneert in zijn lijf. Adem. Verbazing. Wie is dat?

Ikzelf! denkt hij. “Jijzelf!” fluistert zijn gids, “welkom in de buitenwereld.”

Hij voelt een onderzoekende aanraking: “Het is een jongen,” klinkt het, “zuster, knip de navelstreng door. De baby moet direct naar de couveuse, anders koelt hij af. De moeder mag later gaan kijken.”

“Maar, de moeder, is het niet beter dat ze nu…?”

“Doe wat ik zeg, zuster! Afkoeling is gevaarlijk. Het kind is prematuur.”

Hij schrikt. Wat is dat en waar gaat hij naartoe?

Vergeving

Zo begon zijn leven in de buitenwereld. Ja, zij was daar ook. De spanning en het verdriet bleven, maar nu in een andere dimensie. Daarom is hij nu hier. Tegen verwarring en woede. Slaapt hij?

Hij herinnert zich zijn behoedzaamheid in doen en laten. Zijn gevoeligheid voor haar stemmingen. Het gevoel dat haar pijn door hem is veroorzaakt. De angst om verkeerd te doen. De zelfveroordeling in tribunalen. Daarom is hij nu hier, een trance tussen waken en slapen, een reis langs confrontaties. Sommigen staan hem scherp voor ogen, sommigen zijn beangstigend vaag. Is het haar oordeel of het zijne?

Hij hoort een vrouwenstem. Nee, het is niet zijn gids. Het klinkt ver weg. Het gevoel van donkere warme veiligheid en het rustige ritme van een hart gevolgd door de paniek van scheiding vervaagt.

“Het spijt me,” reciteert ze een ritueel dat ze bij alle fasen van de hypnose heeft herhaald, een mantra die op al zijn episodes terugkwam, tiener, schoolkind, kleuter, volwassene en nu prenatale.

“Het spijt me dat het zo gelopen is tussen ons,” corrigeert hij, “ik zie geen schuld in deze situatie. Niet van mij en uiteindelijk ook niet van haar. Dit is een erfenis van een paar generaties.”

“Ik vergeef haar en mezelf.”

Hij antwoordt zonder aarzelen: “Ik vergeef haar en mezelf.”

“Ik sluit haar en mijn innerlijke baby in de armen. Het is veilig, nu.”

Hij reageert met dezelfde zin. Het gevoel van acceptatie verrast hem. Zo had het vanaf het begin moeten zijn. Hij voelt verdriet over wat slecht zichtbaar was. Op een afstand voelt hij tranen over zijn wangen lopen.

“Ik hou van haar.”

Ja, hij kan dat bevestigen.

Prenatale vervaagt, hij wordt wakker in het heden. Hij kan het gevoel van opluchting niet beschrijven.

Elders loopt het leven dat hij ooit deelde op het eind…

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven