
Muziek: Born to be Wild van Steppenwolf
6 Oktober 1973
Weekend. Soms weet ik niet wat ik moet doen. Gelukkig speelt de Top 40 op zaterdagmiddag. Dan lig ik lekker op bed muziek te luisteren. Niet dat ik alles even mooi vind, maar zo lang mijn favoriete nummers maar voorbijkomen…
Julie was zich aan het opdoffen voor het schoolfeest. Ma vroeg of haar vriendje ook kwam. Pa en Ma mogen dat vriendje niet zo. Julie zei van niet.
Ik vind het gevaarlijk, zei Ma, die school ligt zo afgelegen. Pa brengt je weg en haalt je wel op. Toen kwamen de poppen aan het dansen. Julie werd pissig, dat ze geen klein kind meer was en zichzelf wel kon redden. Ma speelde het hard, als ze alleen terug moest, mocht ze niet naar het feest. Dan moest Patrick haar maar ophalen.
Ik, zei de gek dus. Ik moet een beetje de oppas uithangen voor mijn oudste zus, het grote voorbeeld voor mijn handel en wandel in de ogen van mijn moeder.
Tot mijn verbazing vond Julie dat goed.
Dus kon ik bij nacht en ontij door de stad gaan fietsen om haar ergens op te pikken in een feestzaal. Goed, we hebben een tijd afgesproken, dus ik wachtte wel buiten. Het had wel iets avontuurlijks, zo laat fietsen.
Zo’n lange zaterdagavond thuis was wel een beetje vervelend. En toen ik daar aankwam, kwam ze naar buiten… met haar vriendje. Ze moest nog even haar fiets ophalen en afscheid nemen. Ik maar wachten en wachten. Daardoor werd ik een beetje ongerust en ging maar eens kijken waar ze bleven.
Ik schrijf niet op wat ik zag, maar ik schrok me te pletter. Op de terugweg zei ze dat ze me zou vermoorden als ik ooit iets aan vader of moeder vertelde.
***
Patrick staat op, het dagboek in de hand en loopt over het balkon. Hij tuurt naar het westen. Het is helder weer, de lantarens van de snelweg vormen een lichtkrans naar de Coentunnel en het noorden. De oude Oostzanerdijk ligt er verlaten tussen, overdekt door de breedte van de Verlengde Stellingweg. Binnendoortje naar Zaandam. Hij had nooit begrepen wat Julie op die school zocht.
Noord versus Zuid, vermoed ik.
Hoe dan ook, ze had het er gezellig. Veel vriendinnen en feestbeesten en een gewaagd leven. Ze was eens thuisgekomen met een volgens haar moeder rare geur om haar heen. Patrick wist wel beter, ook al blowde hij zelf niet, hij werd al misselijk van een sigaret. Hij had zijn mond gehouden. Een soort solidariteit, misschien?
Het was een eind fietsen. Maar voor een goed doel. De dagboekpassage was snel gevonden.
***
“Ik vind niet goed dat je zo laat nog alleen over straat gaat.” Moeders gezicht verstart in onverzettelijkheid.
Patrick bekijkt het tafereel zonder commentaar. Als hij ook maar een enkele verkeerde opmerking maakt, krijgt hij beide vrouwen over zich heen. Hij moet toegeven dat Julie er betoverend uitziet. Ze weet hoe ze zich mooi moet maken, en stopt daar ook tijd in, ze was al uren bezig.
“Kom op, Ma, doe normaal,” protesteert Julie, “het is Zaandam, hoor. Veel veiliger dan Amsterdam. Daarginds is Sint Maarten al herrie. Bovendien is het niet in het centrum, een dronken kerel haalt dat hele eind niet eens. Ik loop niet in zeven sloten tegelijk.”
“Eentje is al genoeg. Komt je vriendje ook?”
“Ma, dat had ik je al gezegd. Hij zit niet op die school en het boeit hem ook niet, hij kent niemand van mijn klas. Ik ga me alleen vermaken. Met mijn vriendinnen uit de klas.”
“Dat is maar goed ook,” reageert moeder, “je weet wat we over hem denken.”
“Is dat belangrijk?” foetert Julie, “ik dacht dat ik zelf mocht kiezen wie ik leuk vind of niet.”
“Feit blijft, dat ik niet wil dat je alleen over straat gaat op dat uur. Pa brengt je en haalt je op.”
Julie loopt rood aan: “Ja, hallo, zeg, ik ben geen brugpieper meer. Komt ie dan binnen? Ik hoor ze al kletsen, Julie wordt opgehaald door haar ouwe heer. Dan maak je me onsterfelijk belachelijk. Ik ben verdorie al zeventien.”
“Je bent nog niet meerderjarig. Als je rottigheid uithaalt, komen ze bij ons.”
“Is dat alles waar je je zorgen over maakt?” Julie’s gezicht verstart in kilte, “is er ooit politie voor mij aan de deur geweest? Heb ik jullie zoveel brokken gemaakt? Ben ik ooit zo over de schreef gegaan zoals Peter, zodat wij nu met die stomme therapie worden doorgezaagd? Ik ga gewoon naar een feestje op school. Geinen met de meiden, dat is alles.”
Moeder zucht. “Ik bedoel het niet zo,” brengt ze met moeite uit, “ik wil gewoon niet dat… Je bent meisje, en dan loop je meer gevaar dan jongens.”
Julie kijkt Patrick aan, haar gezicht klaart op: “Kan Patrick me niet ophalen? Dan kan ik op de fiets. Veel relaxter dan het idee voor jou dat ik de laatste bus mis.”
Moeder denkt na: “Dat is eigenlijk wel een goed idee. Hij haalt je om twaalf uur op. En geen grapjes, want ik weet precies hoe lang je erover doet.”
Julie straalt: “Okee, Ma, ik hoop dat het niet regent.” Een blik op Patrick: “Lieve broer, wil jij me vanavond ophalen en me ridderlijk beschermen tegen alle gevaren van onderweg? Ik kom op tijd naar buiten.”
Patrick fronst: “Ik kan me niet herinneren hoe lang het geleden is dat je me voor het laatst lief hebt genoemd. Okee, omdat jij het bent.”
“Geweldig, dat is dan afgesproken,” Julie stuift naar haar kamer om de laatste hand aan haar make-up te leggen.
“Hou jij dan de tijd in de gaten?” vraagt moeder als ze weg is, “en denk erom, geen geintjes.”
“Ja, Ma,” zucht Patrick. Hij ziet zich alweer tussen twee vuren zitten. Een rotplek, want daar brand je jezelf altijd.
****
Het waait stevig op de Oostzanerdijk, Patrick is al lang blij dat het niet regent. Het is iets meer dan een half uur fietsen naar Julie’s school. De fietsverlichting doet het prima, een lange lichtbundel strijkt over de donkere weg. De lampen van de snelweg brengen hem hier geen licht. Hij kent de weg, straks onder de snelweg door, de dijk af tot de Zuiddijk. Na de Dam de Westzijde op en dan is hij er bijna.
Soms is Patrick jaloers op Julie. Ze is zo gemakkelijk met mensen, er lopen steeds jongens achter haar aan en ze heeft de halve klas als vriendin. Zij is degene die uit gaat. Hijzelf heeft weliswaar een stel vrienden en vriendinnen in de klas waardoor hij zich thuis voelt als in een tweede leven, maar buiten schooltijd doen ze niet veel samen. Nu kan dat ook bijna niet, als je om elf uur thuis moet zijn en vanuit de stad nog een uur in de bus en de tram moet zitten.
Julie heeft zelfs een vriendje. Dat komt wel goed uit, want dan heeft ze geen tijd om commentaar op zijn karige liefdesleven te bedenken. Hij is weleens met haar mee geweest naar zijn huis. Hij zit goed in de spullen, dat wilde Patrick ook wel. Toch weet hij niet wat hij van hem moet denken. Die grapjes van hem liggen hem niet, er wordt altijd iemand afgezeken. Maar ja, Julie is idolaat van hem en ze schopt thuis enorme heibel als vader of moeder er ook maar iets van zeggen. Dat zal wel verliefdheid zijn.
Zaandam. De lage huizen aan de dijk houden hem een beetje uit de wind. Hij komt hier wel vaker. Het is altijd leuk om op zaterdagmiddag bij Wastora transistorradiootjes uit te proberen. Het is dan druk, zodat hij zijn gang kan gaan zonder bemoeienis van de verkopers. Ja, zo’n radiootje, dat is nog flink sparen. Van het vakantiewerk misschien.
De Dam is rustig. Hij rijdt de brug over de sluizen over en slaat af voor het laatste rechte stuk langs de Zaan. Als je hier maar ver genoeg doorrijdt, kom je bij de Zaanse Schans. Dat had hij weleens gedaan op een van zijn fietstochtjes.
Daar is het schoolgebouw. Binnen is het licht, het ritme van de muziek is buiten te horen. Buiten staan een paar groepjes, er wordt druk gekletst wolken tabaksrook verwaaien in de wind. Een enkele keer komt er iemand naar buiten die naar de fietsenstalling afslaat, aan de andere kant van het gebouw. Even later komen ze dan met de fiets terug.
Tja, er zijn meer die op tijd thuis moeten zijn, realiseert hij zich.
Hij kijkt op zijn horloge. Twaalf uur. Hij moest buiten wachten, instructies van Julie buiten gehoorafstand van moeder, hij hoopt maar dat ze een beetje aan de tijd denkt, anders krijgt hij straks nog de schuld van het latertje. Hij mocht onder geen voorwaarde naar binnen, had ze gezegd.
Tien minuten later slaakt hij een zucht van opluchting. Daar komt Julie aan. Ze zwaait naar een paar klasgenoten op het plein. Hee, ze is niet alleen…
Die zou toch niet komen? denkt Patrick verbaasd.
Ze komen gearmd op hem toe. “Kijk eens wie ik tegenkwam?” zegt Julie.
“Ik was toevallig in de buurt, mijn tante woont in Zaandijk,” verklaart het vriendje,”kon ik mooi eens zien op wat voor school Julie zit.”
Patrick onderdrukt de neiging om te niesen. Ze hebben gerookt en er zit nog een extra luchtje bij dat hij herkent van een van zijn eigen schoolfeesten. Nou ja, een half uur fietsen in deze wind is wel genoeg om dat geurtje weg te blazen. Het verhaaltje van het vriendje komt hem ongeloofwaardig over, maar ja, wie is hij om te oordelen?
“Ik haal de fiets even op,” zegt Julie, “ik ben zo terug, maar,” ze knipoogt, “even afscheid nemen, hoor, ik zie hem pas volgende week weer.”
Patrick knikt en wacht af. Gearmd en zo te zien zoenend verdwijnen ze in de richting van de fietsenstalling. Hij haalt zijn schouders op. Dat zijn zijn zaken niet. Hij weet zelf hoe dat werkt, toen hij nog met Angeline ging. Gewoon, het gevoel dat je dicht bij elkaar wilt zijn. Die stille opwinding van een hele wereld met zijn tweeën.
Het rebbelen en roken op het plein gaat gewoon door. Hij vraagt zich af of er hier wel een einde aan een schoolfeest zit. Een blik op zijn horloge vertelt dat het half een is. In gedachten ziet hij zijn moeder naar de klok kijken: Twaalf uur ophalen, een goed half uur fietsen, het waait weliswaar, maar over een kwartiertje zijn ze thuis.
Patrick wordt ongedurig. Kwart voor een. Zit haar fietsslot vast of zo? Hij besluit te gaan kijken, zo lang kan afscheid nemen toch niet duren? Hij heeft haar vriendje trouwens nog niet voorbij zien fietsen.
Het is donker aan de zijkant van de school. Een paar tl-balken verspreiden een kaal licht onder de golfplaten van de fietsenstalling en werpen lange schaduwen. Er staan nog wat fietsen, maar niet erg veel. Hij speurt de fietsenrekken af.
Een vaag geluid in de uiterste hoek. Daar staan er een paar in het halfduister. Behoedzaam sluipt hij naderbij, hij zorgt ervoor buiten het schijnsel van de lampen te blijven. Hij herkent de jas van Julie. Ze staat in een innige omhelzing met haar vriendje. Hij zit duidelijk met zijn handen onder haar jas. Stil staan ze niet, er zit ritme en soepelheid in hun bewegingen. Ze zoenen elkaar en dan beweegt Julie haar hoofd naar achteren. In het vale licht ziet hij dat ze haar ogen dicht heeft en haar mond open. “Ooooh,” klinkt haar stem, direct gesmoord door een nieuwe kus.
Patrick voelt het bloed naar zijn gezicht jagen. Die bewegingen, die uitdrukking op haar gezicht komen hem heel bekend voor. Zijn gedachten gaan terug naar de super-acht filmpjes die hij in de hobbykast van zijn vader had ontdekt. Hij draait er weleens eentje op de viewer als hij alleen thuis is. Opwindend, prikkelend, goed voor een snelle zelfbevrediging en een pijnlijk eenzaam gevoel als zijn hartslag weer naar normaal gaat.
Wat hij nu ziet, schokt hem diep. Die meisjes en jongens op de filmpjes zijn vreemden, er staat zelfs geen naam op de titelrol, wat ze doen is een ver van zijn bed show, het windt hem op, maar laat ruimte voor fantasie.
Maar dit is echt!
Dit is zijn zus, die precies hetzelfde doet. Met dat vriendje. Patrick balanceert tussen opwinding en walging. Zijn lijf kiest tot zijn afschuw voor opwinding, hij voelt het duidelijk, het doet bijna pijn. Nee, dat kan niet! Dat mag niet, dat is smerig. Schaamte verstijft hem, het kost hem moeite om in beweging te komen. Terug, weg van dit tafereel. Maar hij moet voorzichtig zijn, stel dat ze hem zien!
Voetje voor voetje sluipt hij achteruit. De bewegingen van het paartje worden feller en dieper. “Ooooooh,” de zucht van zijn zus is langgerekt, de klank van genot en bevrediging. Het vriendje gromt, schokt en de beiden verstarren opeens in een trage beweging. Daarna beginnen ze te zoenen, Patrick herkent het patroon.
Hij kan ongemerkt weg komen. Met een zucht van opluchting laat hij het fietsenhok achter zich en loopt naar zijn fiets. Hij kijkt op zijn horloge. Een uur. Er zal wat zwaaien.
Na een minuut of vijf fietst het vriendje naar buiten: “Je zus komt er zo aan, hoor, haar band was een beetje zacht.” Hij steekt zijn hand op en verdwijnt in de buurt.
“Bij jou is ook wel iets zacht geworden,” mompelt Patrick onhoorbaar voor hem.
Direct daarna komt Julie met haar fiets naar buiten: “Sorry, het duurde even, we hadden elkaar nog wat te vertellen.”
Patrick kijkt haar verdwaasd aan. “Wacht eens,” haar stem krijgt een zenuwachtige klank, “heb je ons gezien?”
Patrick zwijgt.
“Als je ook maar iets aan Pa of Ma vertelt, vermoord ik je,” sist ze, “en dan weet ik ook nog wel iets over jou te vertellen. Ik vond een blaadje van Pa onder je bed,” ze grijnst, “opwindend, hè? Je kon het niet kwijt, hè? Kliederzooi!”
“Verdorie, wat zeur jij, jij was aan het n…”
“Ik weet wat ik doe,” breekt Julie hem af, “en ik mag dat zelf weten.”
“Maar stel dat je zw…”
“Dat gebeurt vast niet.”
Patrick bloost heftig: “Stomme trut,” sneert hij, “weet je wel hoe laat het is? Ze komen er nu sowieso achter dat er iets gebeurd is.”
Julie kalmeert: “Sorry, ik zal echt niks zeggen over jou. Ik heb een ander idee: Heb je de bandenplakspullen bij je?”
“Tuurlijk, in het zadeltasje.”
“Naar hè, zo’n lekke band. Gelukkig konden we nog de school in om hem te plakken voordat het feest was afgelopen. Het duurde wel even, maar helemaal naar huis lopen was helemaal niet te doen op dit uur.”
“Maar…” Patrick slikt zijn bezwaren in, hij staat zwak.
Ze slaat hem op de schouder: “Ik ben blij dat ik een broer heb die zo goed banden kan plakken. Daar kan mijn vriendje nog een puntje aan zuigen.”
Ja, dat puntje lukt hem vast wel, denkt Patrick gemelijk.
Ze zwaait vrolijk naar een paar klasgenoten op het plein als ze vertrekken.
Patrick krijgt het niet mee, hij is te druk met het ontwerp van het verhaal dat hij thuis moet vertellen.