Dagboek 2: Trappenhuis

Muziek: Diary of an Empty Day van The Nice

15 Juni 1974

Geslaagd! Ik kan nauwelijks beschrijven hoe blij ik ben. Nu kan ik verder, ik kijk er naar uit. Eerst op vakantie met de vriendenclub en dan de toekomst tegemoet. Die examenfeesten, heerlijk. Laurien… ze is echt lief. Ik wist niet dat ik nog gevoel had nadat ik met Angeline… Ja, en Eline…

In september begin ik op de Universiteit in Leiden, ik heb me ingeschreven op Geschiedenis. Een kamer, daar had ik geluk mee dat er eentje vrij kwam toen ik aan het zoeken was. Eindelijk een eigen plek waar ik kan scharrelen zonder controle en kritiek. Al het werk was niet voor niets, al die uren die ik erin heb gestopt, hebben resultaat gehad. Een prima lijst, een eindexamen met uitstekende startpositie.

Aan de andere kant… die klas was mijn huis als ik op school was. Hoe zou het gaan als we na de vakantie allemaal een andere kant op gaan? Zal ik ze missen? Denk ik wel. Laurien was er een beetje bang voor, ook al blijft ze in deze plaats studeren. Nou ja, ik kan altijd nog met ze schrijven. Met haar ga ik dat zeker doen.

Nog een paar maanden. Op vakantie, maar eerst vakantiewerk doen om geld te verdienen voor daarginds. Het is niet het lekkerste werk op het laatst. Pa en Ma vonden dat ik niet lang genoeg werkte en hebben me via een uitzendbureau nog twee weken extra een baantje geregeld zonder dat ik daarbij was, er moest zo veel mogelijk geld bij voor mijn studie. Helemaal aan de rand van de stad. Lopende band. Ik vind dat alfabetiseren op de Spaarbank toch leuker. Acht weken vakantiewerk is best veel, ik had gedacht dat zes weken wel genoeg was. “Ik hou met met jou twee weken thuis niet uit,” grapte mijn moeder. Ik verdenk haar ervan dat ze dat serieus bedoelt.

Hoe dan ook… daarna trek ik hier de deur achter me dicht!

***

Een huis sterft met zijn bewoners…

Patrick zet de leenfiets tegen de gevel. Een container staat groot en zwaar op het trottoir voor zijn ouderlijke flat. Einde van de week staat de woningbouw samen met de familie en de opruimploeg voor de deur. Er moet plaats gemaakt worden, de wachtlijst is lang.

Zou er al wat in zitten?

Het was goed dat hij nog even gebeld had naar de woningbouw over de ontruiming. Blijkbaar was de huur al opgezegd, zijn moeder zou niet meer terugkeren. Haar einde kwam eerder dan haar CIZ-indicatie rond was. Er waren al familieleden binnen geweest, had de medewerkster van de woningbouw verteld. Hij kijkt langs de flat naar boven. Daar was zijn huis tot en met de middelbare school. Hij herinnert zich nog hoe blij hij was toen hij voor zijn eindexamen was geslaagd. Studeren en een eigen plek.

Een man sloft naar het gevaarte toe en doet het deksel van de container open. Zijn hondje aan de lange lijn snuffelt nieuwsgierig aan Patrick’s voeten.

“Oh, goedendag, mijnheer,” de man maakt een schuldbewust betrapt gebaar, “de mensen gooien toch van alles weg, nietwaar? Moet je dit toch eens zien. De spullen van het oude vrouwtje van de tiende verdieping. Ze komt niet meer terug, zeker. Heeft hier jaren gewoond, vanaf het begin van de wijk. Net zoals ik. Alles was nog een zandbak hier. Toen was de wijk nog vol met nette mensen en kon je de auto in de parkeergarage zetten zonder bang te zijn voor inbraak. Het is er niet beter op geworden de laatste tijd, maar ja, je mag er niks van zeggen van de gemeente. Inclusiviteit of zoiets. Voor je het weet ben je racist.

Ik kijk altijd even of er nog iets tussen zit, voor het naar de stort gaat. Mensen gooien veel te veel weg, tegenwoordig. Dat was in mijn tijd wel anders. Toen kocht je nog spullen voor het leven. Maar ja, de mensen van nu hebben de oorlog niet meegemaakt.”

Hij buigt zich voorover en scharrelt even in de inhoud: “Alleen maar boeken, niks voor mij. Ik kijk liever tv.”

“Boeken? Laat het deksel maar even open, alstublieft,” Patrick dringt zich een beetje op, “boeken zijn een hobby van mij, en als het toch naar de stort gaat… Bespaart me een ritje naar de Kringloop of De Slegte.”

“Okee,” de man haalt zijn schouders op en maakt zich met het hondje uit de voeten.

Patrick bestudeert de stapel op de bodem van de container. Hij herkent titels, twee rijen dik stonden de boeken in de boekenwand van zijn vader. Die was begonnen boeken te kopen zodra hij het huis uit ging in de vijftiger jaren, hij had zelfs een eigen Ex Libris. Detectives, Science Fiction, Nederlandse literatuur. Hij roert wat in de stapel zonder er iets uit te pakken.

Zijn moeder had ook veel ruimte in de boekenkast. Streekromans, Annie Oosterbroek was favoriet, en voorkeurstitels van de Nederlandse Boekenclub.

Generaals sterven in Bed, leest hij op een rug. Hij had het boek als tiener uit de kast geplukt en in een ruk uitgelezen. Een kaft met een Russische T-34 tank komt hem voor de geest, met brandende huizen op de achtergrond. Een verhaal over de strijd om Stalingrad. Het lijden van het voetvolk dat zich laat inzetten voor de waanzinnige oorlogszucht van een fatale ideologie. De onthutsende belevenissen van een overtuigde Nazi die er achter komt dat de Top Brass altijd weer de dans ontspringt en in vrede en luxe sterft, terwijl het voetvolk op verschrikkelijke wijze valt in een strijd die eigenlijk niet de hunne is. Pionnen op een schaakbord.

Hij kwam erachter dat hun oorlog helemaal de zijne niet was… Niets meer dan de waanzin van een Führer die Verführer bleek.

Zijn oog valt op een boekje met stoffen kaft dat onder uit de stapel tevoorschijn komt. Herkenning laat zijn hart sneller kloppen. Hij kan er net bij. Zijdeglans, Chinese motieven op de kaft.

Dit is er eentje. Heeft ze die dan toch niet weggegooid? Ik snap nog niet dat ik ze aan haar heb laten lezen. Euforie van de lieve vrede, denk ik. Ik had ze terug moeten vragen. Maar ja, hij zucht, de angst is altijd blijven zitten.

Haastig steekt hij het boekje bij zich. Hij doet moeite om de container niet helemaal overhoop te halen bij het rommelen in de stapel, dat trekt te veel aandacht. Na een tijdje geeft hij het op. De andere is onvindbaar.

Misschien nog ergens boven?

Een snelle blik leert hem dat hij het eerste deel van zijn dagboek te pakken heeft. Dat is in ieder geval al iets. Toch wil hij het niet opgeven. Hij strekt zich zo ver hij kan naar voren. Een koddig gezicht, straks steken alleen zijn benen er nog uit.  Met forse bewegingen schuift hij boeken opzij en graaft dieper in de stapel. Zijn rug begint zeer te doen.

Opnieuw zijdeglans. Met een schreeuw van vreugde trekt hij deel twee uit de stapel. Wie had dat gedacht? Hij doet de container dicht en bekijkt zijn buit. Het eerste deel is vol geschreven, in het tweede deel is twee derde van het aantal pagina’s nog leeg.

Ja, tijdens mijn studie had ik iets anders aan mijn hoofd…

Hij stopt de boekjes in zijn zak en beent het trappenhuis in. Hij wil het huis van zijn jeugd nog een keer zien, voordat er andere bewoners in zitten.

Patrick hijgt. Hij moet tien verdiepingen trappenlopen omdat de lift het niet doet. Dat was vroeger al schering en inslag, alleen is zijn conditie er sindsdien niet beter op geworden. Hij slaat een blik over de borstwering van de galerij.

Het uitzicht is weinig veranderd in veertig jaar, ook al had de stad de landerijen van vroeger verzwolgen. Het optimisme van het oorspronkelijke ontwerp van de wijk was overgegaan in verpaupering, de felle kleuren van het beton kunnen het niet verhelen dat het verval dieper in de structuur zit. Bijna ieder balkon heeft een satellietschotel. De Community Antenna TV van vroeger is tot multicultureel vermaak verworden. Ieder voor zich en God voor ons allen… of is het in deze buurt nou tegenwoordig Allah?

Hij steekt de sleutel in het slot. Het knarst en loopt zwaar.

Nog steeds niet geolied, net zoals vroeger…

Het gevoel van een sleutel in zijn hand is vreemd. Normaal gesproken moest hij hier altijd aanbellen. Eerst beneden, dan ging de portaaldeur open, en dan nog een keer op de galerij aan de voordeur. Zijn ouders hadden zijn sleutel ingenomen toen hij uit huis vertrok. Sindsdien kwam hij slechts op visite.

Tja, als bezoeker ben je niet meer thuis…

Dat was zo gebleven tijdens het sterfbed van zijn vader en de laatste etappe van zijn moeder. Het is maar goed dat zijn moeder nog een sleutel in haar bezit had, anders had hij de voordeur zelfs open moeten breken. Hij was er nog net op tijd bij geweest, als hij niet snel had gecontroleerd, lag die sleutel binnenkort gesmolten tussen de verkoolde stoffelijke resten in een urn in het crematorium.

Ik vond dat doodeng, haar als dode aanraken…

Ze had iets met die huissleutel. De verzorger had er hele verhalen over. Alsof die haar laatste strohalm was om uit het tehuis weg te komen. Ze droeg hem dag en nacht aan een kettinkje om haar hals. Niemand mocht eraan komen, zelfs onder de douche niet. Iedereen dacht dat de sleutel een sieraad was. Hij wist wel beter.

Het serienummer was hetzelfde. Het was mijn sleutel. Ze is de andere sleutels blijkbaar kwijtgeraakt.

Hij had de kriebels gekregen toen hij onopvallend het kettinkje los wilde maken, de stijve en doodse kou van haar lichaam had hem kille angst aangejaagd. Bijna net zo veel als toen ze nog leefde.

Hij was niet op tijd geweest toen zijn ouders overleden. Beiden stierven plotseling, of in ieder geval zo snel dat je een afstand van 200 kilometer niet zonder levensgevaarlijk rijden kon overbruggen. In beide gevallen had hij ze nog slechts teruggezien als leven-lozen. Koud en vertrokken.

Net zo koud als mijn gevoel…

De voordeur zwaait open. De scharnieren kunnen wel een drupje olie gebruiken. Een naargeestig geluid, als een spookhuis. Alles is donker.

Veel meer dan spoken zullen hier wel niet meer rondwaren…

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven