Muziek: Berceuse Op. 57 van Frederic Chopin, gespeeld door Alicia De Larrocha
2 November 1973 (overnachts, vervolg)
Na een tijdje stelde ze voor om een eindje te gaan wandelen. Het ritme van het lopen helpt ook voor het ritme van je praten. We zijn helemaal tot de Amstelveenseweg gegaan en weer terug gelopen door het Vondelpark, er was bijna niemand op straat. We moeten meer dan een uur onderweg zijn geweest.
Ze vroeg of ik het verhaal van mijn moeder kende. Ik wist eigenlijk niks van hoe ik op de wereld gekomen was behalve dan dat ik in een couveuse gelegen had, daar zijn nog foto’s van. “Net een goudvis in een aquarium” zei Ma altijd en ze lachte erbij.
Mooie Schrijfster vertelde wat meer en ik was verbaasd, maar ik wist niet wat ik moest denken, ik was ook kwaad dat mijn moeder daardoor zo tegen me zou doen, alsof ik daardoor minder was, dat ze geen contact met me kon krijgen.
Mooie Schrijfster had het over hechting en dat zij dat met een kind nooit zou krijgen. Ik wist niet wat ik daarop moest zeggen, ik weet ook niet wat me bewoog om te vragen waarom. De sfeer misschien. Ik durf bij haar te praten, nieuwsgierig te zijn.
Wat een tegenstelling, kwaad zijn omdat een kind je leven verstoort en je er daarna geen contact mee kunt krijgen en kwaad zijn omdat er nooit een eigen kind in je leven zal komen waarmee je contact kan maken. Ik ben er zelf niet zo mee bezig. Dat is normaal, zei Mooie Schrijfster, zoiets komt als het tijd is. Ik durfde haar eerst niet te zeggen dat ik er bang voor ben. Toch voelde ze dat aan en tot mijn verbazing had ik toch de moed daarover te praten.
Ik vroeg haar toen we weer in haar huis waren, wanneer we klaar waren bij het MOB. Ze vertelde dat en ik kon het niet helpen dat ik verdrietig werd.
Ik weet niet hoe laat het was toen ze zei dat ik wel op de bank kon slapen, maar dat ze me morgen terug zou brengen. Ze zou misschien problemen met Baardmans krijgen dat ze buiten haar boekje was gegaan.
Ja, ik moet ook terug naar huis, ook al was ik met alle plezier hier gebleven. Dat maakt me ook ongerust. Verwacht ik op de een of andere manier van haar dat ze me een nieuw leven kan geven?
***
Patrick glimlacht bij de herinnering. Een avondwandeling met Mooie Schrijfster, gewoon om te praten. Op het ritme van het lopen zou dat beter gaan, zou de geest zich op de hartslag van het gaan durven uiten. Net zoals Aristoteles en zijn leerlingen al wandelend in de tuinen van de Peripatetische School hun filosofie bespraken en de wereld een invloedrijke filosofische erfenis nalieten.
Het beeld in zijn gedachten is scherp: Die wandeling door het donker langs de straten van de op dat moment stille stad, en dan nog een stuk door het donkere park. Ze liepen naast elkaar, silhouetten in het lantarenlicht, met heel soms een schijnsel op een gezicht, voldoende om elkaar aan te kijken en een gevoel te delen. Patrick herinnert zich het gevoel van romantiek, de bijna verliefde nabijheid, een belofte van veiligheid en acceptatie. Toch waren hun werelden verschillend.
Hij herinnert zich de tussenuur wandelingetjes met Angeline. Ongedwongen praten over heden met soms een glimp van toekomst en heel soms een schaduw van een drang om die toekomst veilig te stellen, een vraag van haar om wat er in zijn hart leefde. Een steek van angst in het zijne, een vrees dat vertrouwen door haar net zo snel beschaamd zou worden als hij bij zijn moeder had ervaren.
Ik was niet aan haar toe, denkt hij met spijt, ik dacht dat alle vrouwen hetzelfde waren als mijn moeder. Mijn wankele vertrouwen deed ons de das om.
Met Mooie Schrijfster was dat anders. Patrick glimlacht, hij was die avond in gevaar geweest om als een blok voor haar te vallen, wat kun je anders voor een vrouw die je hart weet te openen en ook het hare laat zien? Ze had dat vast geweten, ook al zei ze niks. Het was niet gegaan zoals in het liedje van Rob de Nijs. Zij had hem wel geholpen om in vertrouwen met iemand anders man te worden.
Tja, een stukje weemoed kleurt zijn gedachten, op dat moment kon ik dat nog niet weten.
De pagina uit zijn dagboek brengt hem terug naar die donkere herfstavond in Amsterdam.
***
Mooie Schrijfster schikt haar sjaal: “Ik ga vaker een eindje wandelen ‘s avonds. Het is dan wat rustiger en dan kan ik alles rustig overdenken.”
Ze lopen langs het Conservatium. Patrick spitst zijn oren. Vage pianoklanken. Berceuse van Chopin, herkent hij.
“Ken je die muziek?”
Patrick bloost. Wat is ze scherp. “Eh, een beetje. Van die kleine klassieke plaatjes bij De Slegte. Het is mooie muziek, er zit wat achter. Heel anders dan de Top 40.”
“Ik vind het een mooie combinatie, tieners en klassieke muziek. Breder dan een-vier-vijf.”
“Een-vier-vijf?”
Ze lacht: “Oh, sorry, je speelt geen gitaar. Dat is het akkoordenschema van een heleboel popliedjes. Daarmee kun je het gros meespelen. Een soort dogma van eenvoud waar de jazzy boys en de klassiekelingen weer tegen in opstand komen.”
Het Concertgebouw doemt op aan de overkant. Een drukte van belang, het concert gaat uit. Café Keizer is druk met gasten die de muzikale avond met elkaar bespreken. Ze steken over en lopen de De Lairessestraat in. Direct wordt het rustiger, een enkele auto snelt voorbij en een tram knerst de bocht door.
“Vertelt je moeder weleens iets over de tijd toen je nog een baby was?”
“Soms. Dat ik te vroeg geboren ben, en dat ik een tijd in een couveuse moest. Net als een goudvis in een aquarium, lacht ze dan,” Patrick graaft in zijn geheugen, “maar toen ik een keer goed keek, zag ik geen vrolijkheid. Ik wist het niet, alsof er iets was. Ze vertelde ook dat ik regelmatig huilde en vaak bang was voor dingen in de schaduw, dat ik in paniek raakte toen ik een keer alleen op zolder moest slapen. Ik heb een paar foto’s van mij als baby in mijn fotoalbum, maar niet zo veel.”
“Schrok je toen Reinoud aan je moeder vroeg of ze aan je gehecht was?”
Patrick knikt: “Die vraag zei me niks. Ik schrok me rot van haar reactie. Alsof het allemaal mijn schuld is hoe zij zich voelt, dat al die spanning die we hebben aan mij ligt. Mij werd niks gevraagd.”
“Reinoud vroeg wel iets aan je.”
“Ja, wat moest ik zeggen, dan? Ik wist niet waarmee ik moest beginnen. Toen ze zo uitviel, was ik blij dat ik niks gezegd had. Want dan had ik dat gegarandeerd weer teruggespeeld gekregen.”
“Het wantrouwen zit heel diep,” zucht Mooie Schrijfster, “ergens begrijp ik dat ook. Ik ken dat wantrouwen zelf. Heeft je moeder nooit verteld hoe ze zich voelde in de tijd dat je geboren werd?”
Patrick schudt zijn hoofd. “Je bedoelt of ze blij was dat ik geboren was? Of niet, misschien? Soms denk ik dat. Nee. Ze vertelt verhalen bij het plaatjesboek. Ik kan niet zien wat ze bij die plaatjes denkt.”
“Wil je dat weten?”
“Waarom?”
“Om het te snappen?”
“Wat heb ik daar aan? Moet ik dan snappen dat ze me terecht op de huid zit?”
“Nee, waaruit dat voortkomt, dat je bang voor haar bent. Kinderen reageren heel rechtlijnig op hun ouders.”
“Is er dan toch iets mis met me?”
Mooie Schrijfster zucht: “Nee. Je lijkt op je moeder, weet je dat?”
Patrick verstijft: “Hoezo?”
“Jullie zoeken allebei naar een oorzaak voor deze toestand, een schuldige zelfs. Twijfel niet aan jezelf, er is niks met jou. Jullie reageren alleen maar op elkaar. Vanaf je geboorte, nee zelfs daarvoor nog.”
“Daar snap ik niks van.”
“Tijdens de zwangerschap zijn moeder en kind bij elkaar, onderdeel van hetzelfde biologisch systeem, maar met verschillend bewustzijn. Geboren worden is een abrupte scheiding. Die kost moeite en pijn, maar het moet gebeuren om überhaupt mogelijk te maken dat je jezelf tot zelfstandig persoon ontwikkelt. Zowel moeder als kind proberen dat daarna te hechten, zich aan elkaar te hechten, dat is de natuur, maar soms lukt dat niet goed.”
“Hechten: Plakken als een soort pleister?”
Mooie Schrijfster lacht: “Nee, gekkie, plakken is juist niet de bedoeling. Het gaat juist om vertrouwen dat je los van elkaar ook kunt bestaan.”
“Dus mijn angst voor mijn moeder komt door gebrek aan hechting?”
“Dat denk ik, je geboorte was moeilijk en jullie hebben daardoor met elkaar geen kennis kunnen maken op een vitaal moment en op een natuurlijke vertrouwde manier. Dat eerste moment kan een soort liefde op het eerste gezicht zijn. Toen jij geboren werd, was dat bewustzijn er ook niet bij de medische wetenschap. Een baby die veel te vroeg geboren werd, moest zo snel mogelijk naar een veilige, warme en steriele omgeving worden gebracht, anders kon het mis gaan. En moeder mocht niet mee. Die moest zich schikken. Zo ging dat vroeger.”
“Liefde op het eerste gezicht? Ik was een baby toen. Wat had ik moeten doen? Naar haar zwaaien vanuit het aquarium? Kushandjes geven? Lieve mama brabbelen?”
“Nou zoek je alweer naar een schuldige. Dat is tragisch zinloos, niet doen, je kunt een baby niks verwijten, die weet nog niet eens wat schuldig zijn betekent. In dat gesprek van gisteren bleek hoe je moeder in die schuldvraag vast zat. Reinoud had het niet zo moeten spelen, zij voelde zich aangevallen, maar reageerde verkeerd. Wat zij beschreef is een gevolg van die situatie bij je geboorte en niet de oorzaak van jullie spanning.”
“Het werkt hetzelfde. Ik ben volgens haar schuldig omdat ik geen contact maak, omdat ik alleen maar aan mezelf denk. En dat merk ik steeds weer.”
“Begin je weer? Er zijn hier geen schuldigen. Ik zie een kind dat gekwetst is, omdat het niet goed heeft kunnen hechten. Er is een moeder die zelf een kind is die haar verlangen naar veiligheid en bevestiging op haar eigen kind projecteert. Dat kan alleen maar tot spanning leiden, de balans is er niet. Dat kan generaties lang doorgaan. Dan komt er geen vertrouwen in elkaar.”
Patrick zucht: “Dus we zitten gewoon vast? Ik heb dat vertrouwen niet meer. Als ik tegen haar iets persoonlijks loslaat, kan ik er van op aan dat ze me dat vroeg of laat in een andere context voor de voeten gooit. Dus laat ik niks merken. En dat verwijt zij me dan weer.”
Mooie Schrijfster werpt een bedachtzame blik: “Die impasse doorbreek je zo onderling nooit. Wanneer ben je het vertrouwen kwijtgeraakt?”
Een tram snerpt door de bocht en draait een rotonde op. Ze kijken om zich heen. “Amstelveense Weg,” herkent Patrick, “zijn we al zo’n eind op weg?”
“Terug door het park?” ze glimlacht, “in mijn eentje zou ik dat niet doen, maar het is daar rustiger dan langs de Overtoom lopen.”
Ze wandelen het park in. “Wanneer ben je het vertrouwen kwijtgeraakt?” herhaalt Mooie Schrijfster.
“Toen ze voor het eerst mijn angst in de groep gooide,” zijn kaken verstrakken, “ik voelde me zo belazerd. Het was mijn straf voor mijn pesterijen, zei ze, maar ze had dat nooit zo mogen doen. Ze pakte me op mijn grootste angst.” Het kost hem moeite om de situatie kort te beschrijven.
“Kwam het vaker voor?”
Patrick knikt: “Gelukkig niet iedere dag. Vaak is ze gewoon je moeder, waaraan je een verhaal kwijt kunt. Maar als je iedere keer gevaar loopt dat je haar als tegenstandster een troef in de handen speelt… Het is zo dubbel.”
“Tegenstandster?”
Een diepe zucht: “Verdomd, dat voelt soms gewoon zo. Ik weet niet wat dat is. Ik ben voorzichtig geworden. Is dat gebrek aan hechting en zo? Ik vind het moeilijk wat je me vertelt. Wat moet ik daarbij voelen? Leer je dat allemaal op school?”
Mooie Schrijfster knikt: “Inderdaad. In theorie. Ik had het liever in de praktijk geleerd.”
Patrick staat stil en kijkt haar aan. De klank van haar stem raakt een snaar, hij moet het vragen: “Wat bedoel je?”
“Droom je weleens over wat je later wilt worden?”
“Ja, ik denk er wel over na. Nee, het is geen vliegenier of brandweerman meer. Ik vind het soms moeilijk. Dit jaar moet ik het een beetje weten, maar ik twijfel over de kant die ik moet kiezen. Iets waarmee ik uit huis weg kan, denk ik.”
“Ik had vroeger een heel vast omlijnde droom over later,” ze aarzelt, “het lijkt misschien wel heel banaal.”
“Echt? Dat geloof ik niet.”
Mooie Schrijfster schudt haar hoofd: “Nee, tuurlijk niet. Het klinkt raar in deze tijd van slimme meiden die op de toekomst voorbereid moeten zijn. Ik wilde gewoon moeder worden.”
“Dat is toch niet abnormaal?”
“Nee, ik had zelfs een vriend die daarin mee wilde. Als we eenmaal van school af waren zouden we trouwen. Mijn moeder vond hem niks. Geen ambitie, geen toekomstplannen, hij wilde met zijn handen werken. Op gegeven moment kregen we ruzie.”
“Waarover?”
“Ik was een nacht weggebleven omdat ik haar gezeur over die jongen zat was.”
“Bij je vriend?”
Mooie Schrijfster knikt: “Ze schold me uit, dat ik zomaar was weggebleven zonder iets te zeggen en dat ik wist hoe zij erover dacht. Toen zei ze dat ze zich in ieder geval geen zorgen hoefde te maken als ik seks met hem had gehad.”
Patrick herinner zich zijn eigen angst die de woorden van zijn vader over seks hem hadden gebracht. Over de natuur, de gevolgen. Over veroordeeld worden tot elkaar.
“Bedoelde ze…? Dat je geen…?”
“Ja, dat bedoelde ze,” het antwoord is fel en vol pijn, “ze brak mijn droom aan stukken. Ze had me dat nooit verteld, ze had het verborgen gehouden. Ze wist toch dat ik… Ik was helemaal ondersteboven, ik geloofde haar niet. We schreeuwden tegen elkaar. Ze gooide bewijs op tafel… Ik heb me nog nooit zo belazerd gevoeld. Ik werd gek van jaloezie, zij wel en ik niet.”
“Maar eh… en wat zei je vriend?”
“Het raakte uit. Zijn droom was ook stuk, en toen bleek,” haar adem spreekt bitterheid, “dat hij daar niet mee overweg kon. Dat hij vond dat ik hem bedrogen had. Ik wist het niet, verdomd.”
“Oh,” Patrick denkt aan het gevoel dat hij bij Angeline had, “wat erg voor je.”
“Een droom die dood gaat, dat is pijn, ja.”
Ze lopen stil door. De wind ritselt de herfstbladeren en werpt er een stel voor hun voeten. De bladeren plakken aan het vochtige pad en glibberen onder hun schoenen.
“Is het nog goed gekomen met je moeder?”
“Een beetje. Ze heeft niet geprobeerd om mijn keuzes te forceren. Ik wist na mijn diploma een jaar niet wat ik moest doen en heb een beetje rond gezworven, avonturen beleefd, beetje aan de dope, one night stands, het maakte toch niks meer uit, weet je. Rouw kost moeite en tijd. Ze heeft me in ieder geval die tijd gelaten tot ik wist wat ik wilde. We hadden het niet gemakkelijk met elkaar. Dan zie je hoe belangrijk vertrouwen is. Ik woon niet meer thuis. Dat heb je gezien.”
Patrick weet niet wat hij moet zeggen. De droom van Mooie Schrijfster is juist zijn grootste angst.
“Ik was een beetje pissig op je moeder,” geeft ze toe, “vier kinderen heeft ze gekregen, ik zou er alles voor gegeven hebben. Dat geklaag van haar over haar oudste twee, alsof jouw broer het probleem niet was. Ik vroeg me werkelijk af, of ik er wel bij moest blijven,” ze hapert, “ik dacht steeds zij wel en ik niet. Ik zou dankbaar zijn geweest, maar ja,” ze zucht, “met dit soort nijd kom je ik dit vak niet ver. Een lesje in professionele opstelling. Bovendien, het is Reinouds feestje. Hij is de verantwoordelijk therapeut. Ik ben gewoon de stagiair.”
Patrick haalt diep adem, maar de woorden blijven in zijn keel steken. Haar verdriet, hoe kan hij daarop iets zeggen?
“Denk jij daar weleens aan?” vraagt ze, “aan kinderen, later?”
Hij haalt zijn schouders op: “Met wie?” Hij bloost, is dat niet bot gezegd? “Ehh… het houdt me nog niet zo bezig,” schuttert hij, “ik ben er eerlijk gezegd een beetje bang voor,” tot zijn verbazing vertelt hij haar hoe dat komt.
“Dat begrijp ik. Ik was aan de ene kant ook wel verbaasd dat mijn vriendje toen zo enthousiast was. Ik denk dat je vast iemand ontmoet waarmee je er niet meer bang voor bent.”
Patrick voelt een steek in zijn hart. Waar komt die vandaan? Stilte komt over als ademhaling. Mooie Schrijfster wijst: “De Brug van de Van Baerlestraat. Bijna thuis. Daar kunnen we de trap op.”
Het appartement is niet ver weg. De ramen van het Conservatorium zijn inmiddels donker, de muziek zwijgt.
Mooie Schrijfster zet water op. Patrick haalt diep adem voor een brandende vraag: “Gaat die hele gezinstherapie wel helpen?”
“Als iedereen eerlijk is wel. Ik denk dat dat heel moeilijk wordt.”
“Wat moet ik dan?” Patrick laat mistroostig zijn schouders hangen, “hoe lang zijn we daar nog mee bezig?”
“Vier sessies, heb ik van Reinoud begrepen. Dan schrijft hij een evaluatie en aanbevelingen. Ik kreeg mee dat dan aan de eis van de autoriteiten was voldaan. Hij zal het wel met je ouders bespreken.”
Nog vier keer? Patrick schrikt, en dan zie ik haar nooit meer…
Het gevoel van afscheid drukt zwaar op zijn hart. Hij durft zichzelf niet af te vragen hoe dat komt.
“Je mag vannacht blijven. Morgen breng ik je terug naar huis. Hoe je het ook wendt of keert, je hoort bij het gezin.”
Hij zucht: “Ik zie er als een berg tegenop. Wat krijg ik voor de kiezen?”
“Ik denk dat ze eerder opgelucht zullen zijn dat je niet verdwenen bent,” ze legt een hand op zijn schouder, “ik zal met haar praten. Ik moet er ook wel iets over zeggen tegen Reinoud, maar niet meer dan dat, wees niet bang, het blijft tussen ons.”
Patrick knikt. Ze zet een kop thee voor hem neer en haalt een deken uit de kast: “De bank ligt lekker, zeggen mijn logees altijd,” lacht ze, “ik ben op voor vandaag. Slaap lekker en tot morgen.”
“D-dank je.”
Hij ploft neer op de bank en luistert naar haar beweging achter de muur, een laatje schuift open en dicht. Hij hoort de lichtschakelaar, een moment kraakt haar bed. Dan daalt rust neer. Niet in zijn hoofd en hart. Hij rommelt in zijn tas. Wat een verwarring! Hier moet zijn dagboek hem bij helpen.