
Muziek: Point of Know Return van Kansas
3 November 1973
Mooie Schrijfster is met me naar huis gefietst. Ik werd steeds onrustiger naarmate we dichter bij huis kwamen. Was dit mijn huis nog wel? Wat zou ik te verduren krijgen na die woede van Ma gisteren?
Ze waren niet kwaad thuis, maar ik bleef me ongemakkelijk voelen. Ik durf niet te vertellen dat ik dolgraag een eigen plek wil, dat ik me op het moment niet thuis voel hier omdat ze me de schuld geven.
Mooie Schrijfster heeft een tijdje met Ma en Pa gepraat. Ik was er niet bij, maar ik vertrouw haar. Ik heb ze later een beetje afgeluisterd en ik was ontzettend kwaad. Moeder deed zo gemeen tegen Mooie Schrijfster.
Chantal was nog het meest blij dat ik terug was. Ze was kwaad dat ik weg was gegaan, ze dacht dat ik nooit meer terug zou komen. Ik was verbaasd over mezelf dat het me iets deed, een gevoel van toch welkom zijn.
***
Patrick loopt naar de gang. De herinnering maakt hem onrustig, zijn hart klopt in zijn keel. Hij wil op de vlucht. Misschien moet hij maar weggaan, waarom zou hij verder naar spoken zoeken? Zijn hand gaat naar de klink van de voordeur. Het metaal is koud, net zo koud als toen hij op die ochtend de sleutel omdraaide en de deur opendeed om naar binnen te gaan. Hij was tenminste niet alleen toen, ze stond achter hem.
Hij kijkt opzij. Zijn spiegelbeeld kijkt terug. Kort haar met plukjes grijs. Er is niets meer over van zijn lange lokken van toen, toen hij nog ‘s morgens vroeg de deur uit sloop om niemand wakker te maken om de kranten voor zijn wijk op te halen.
Hij was er trouw mee. Alleen die ene keer niet, maar ja, dat kon ook niet anders.
***
Patrick wordt wakker. Hij mist iets, het geluid waarmee ieder dag begint en dat hij zo snel mogelijk het zwijgen op moet leggen voordat zijn broer wakker wordt. Hij doet zijn ogen open. Waarom loopt dat ding niet af? Waar is het stapelbed boven hem? Opeens weet hij waar hij is.
O shit, de krantenwijk, is zijn eerste gedachte.
Hij komt overeind. Zijn lijf is stijf, een bank slaapt blijkbaar toch niet zo lekker als een bed. Zijn uitzicht wordt scherper, de contouren van de huiskamer van Mooie Schrijfster tekenen zich af. Achter de muur hoort hij gestommel, het geluid van gordijnen die open schuiven. De deur zwaait open en daar staat ze zelf. In een nachtpon met klavertjes, haar haren in de war, een toonbeeld van slaperige tederheid.
“Goedemorgen, Patrick,” een glimlach om haar mond, “goed geslapen? Ik zet even water op. Als ik klaar ben, kun je de badkamer gebruiken. Ik leg een handdoek voor je neer.”
Hij rekt zich uit: “Beter dan ik dacht, ik kon eerst niet slapen.”
Mooie Schrijfster knikt naar het opschrijfboekje met de stoffen kaft op de tafel: “Heb je geschreven?”
“Ja, maar dat hielp niet om in slaap te vallen.”
“Ik hoorde je een keer vannacht. Volgens mij droomde je.”
“Ik weet niet waarover het ging.”
Ze loopt door naar de keuken: “Maakt niet uit. Ik hoop dat het een mooie droom was, je klonk niet angstig.”
Patrick kijkt haar na en herinnert zich waarover hij droomde. Een deur die hij mocht en kon opendoen. Mooie dromen komen niet vaak uit, denkt hij somber: “Sorry dat ik je wakker gemaakt heb.”
“Geeft niet,” klinkt het uit de keuken, “ik heb ook weleens een pieker-uurtje. Positief is dat het minder geluid maakt dan snurken.”
Het gezellige huiselijke geluid van de ketel op het vuur en borden en bestek vrolijkt hem een beetje op. Zo klinkt dus een ochtend als je op jezelf woont en een stelletje bent. Hij mijmert over de toekomst, zou dat er zo uit gaan zien? Dat hij iemand vindt waarmee het zo gaat? Het idee is aantrekkelijk. Maar wie?
Mooie Schrijfster snelt voorbij richting de badkamer: “De krant ligt al in de bus, denk ik.”
Hij komt overeind en loopt de trap af. De Volkskrant. Die loopt hij zelf ook, lekker krantje, niet te dik, hij heeft medelijden met jongens die op zaterdag de Telegraaf lopen, en iets luchtiger dan de Trouw, zijn vorige krant. De koppen zeggen hem vandaag weinig.
Mooie Schrijfster komt uit de badkamer, strak in de kleren en het haar gefatsoeneerd. Met een elegant gebaar mikt ze haar nachtpon de slaapkamer in. “Jij kan, ik maak ondertussen ontbijt klaar.”
Patrick trekt wat kleren uit en wast zich zo goed en kwaad als het gaat. Douchen is nu te veel werk en zijn scheerapparaat, tja, dat ligt nu in een andere wereld.
Waar ik weer naar terug moet, die gedachte transponeert zijn humeur naar mineur.
Dat wordt niet beter tijdens het ontbijt: “Ik fiets zo met je mee,” kondigt ze aan, “en daarna moet ik zelf naar school.”
Hij zucht diep. “Je kunt moeilijk op straat blijven zwerven,” reageert ze, “dat lost niks op. Daar ben ik zelf achter gekomen. Wat ik deed, veroorzaakte bij iedereen pijn, ook al vond ik dat ik alle gelijk van de wereld had. Niemand zet kinderen op de wereld om ze in de stront te drukken. Daar moet je op vertrouwen. Net zoals ze jou moeten vertrouwen dat je geen missie hebt om alles af te breken.”
Patrick knikt: “Ik begrijp het, echt,” hij haalt diep adem, “dank je dat je me hebt opgevangen. Ik weet niet waar ik vannacht anders had moeten blijven.”
Mooie Schrijfster legt een hand op de zijne: “Dat is okee. Jullie zijn met zijn allen verantwoordelijk dat dit goed komt, niet jij alleen. Dat moeten jouw ouders snappen, en jouw broer ook. Je oudste zus heeft het goed door, denk ik. Maar probeer er geen vlucht van te maken. Bereid je goed voor. Maak je school af en bouw iets op. Denk na bij wat je doet.”
Ze stappen op de fiets en banen zich een weg door het drukke verkeer. De overtocht met de pont naar Noord brengt een adempauze en een frisse wind. Patrick voelt een steen in zijn maag. Hoe lang heeft hij nog voordat…
“Zie je het zitten?”
Patrick rilt: “Ik weet het niet, ik zie er als een berg tegenop. Ik wilde dat ik bij jou kon blijven.”
Mooie Schrijfster glimlacht triest: “Ik dacht het al te voelen. Ik ben niet die vrouw uit dat liedje, Patrick,” een twinkeling in haar ogen verdrijft haar mineur een moment, “ook al vond ik het wel erg gezellig huiselijk vanmorgen, een beetje aanspraak bij het ontbijt. Ik stelde me zelfs een beetje voor hoe het zou zijn als ik weer een partner had. Maar nee, daar ben ik nog niet aan toe.”
“Ik ook,” geeft Patrick toe, “maar mijn droom had nog geen naam,” verbergt hij zijn waarheid.
“Precies. Jij hebt jouw weg, ik de mijne. We moeten allebei vrede sluiten met ons pad. Maar,” ze glimlacht, “ik voel me wel gecharmeerd. Dat kun je, zeker als je jezelf durft te laten zien zoals gisteren. Ik denk dat jij een goede vriend en partner bent voor wie dat herkennen.”
“Ach, ik ben gewoon onhandig.”
“Je zult mensen ontmoeten die daar doorheen willen kijken. Dat heb je ook meegemaakt, als ik me je verhaal over Angeline herinner.”
Patrick kijkt op. Hij heeft meer verteld tijdens die sessies dan hij dacht: “Dat ging mis.”
“Dat hoeft niet weer, je weet nu wat je moet doen.”
De pont meert aan, ze fietsen door de oude wijken richting de flats. Patrick zet zijn fiets in de box, Mooie Schrijfster legt de fiets aan de ketting bij het trappenhuis: “Amsterdamse routine, hard nodig,” glimlacht ze.
“Wat een mooi uitzicht,” zegt ze als ze boven zijn. Patrick steekt de sleutel in het slot, zijn hart klopt wild. Hij voelt haar hand op zijn schouder: “Het gaat wel goed,” stelt haar stem hem gerust.
Zijn ouders komen als een persoon overeind als hij de huiskamer binnenkomt.
“Patrick!” zegt zijn vader, “waar heb je gezeten? Ik was doodongerust.”
“Besef je wel wat je ons…” zijn moeders stem klinkt fel verwijtend, maar vader legt zijn hand op haar schouder, haar commentaar stokt.
“Ik kwam Patrick gisteren tegen in de stad,” neemt Mooie Schrijfster het initiatief, “we hebben goed gepraat en daarom wil ik graag nu even met jullie praten. Kunnen we ergens even samen zitten?”
“Waarom zou ik met u…” komt moeder tussenbeide, maar vader kapt het af: “Dat lijkt me een goed idee, u bent bij het hele proces aanwezig geweest, ik hoor graag wat uw bevindingen zijn.” Hij maakt een gebaar naar de keuken. Mooie Schrijfster volgt hen en slaat een bemoedigende blik op Patrick.
Julie en Peter zijn allebei naar school, maar in de slaapkamer rechtsvoor hoort hij geluid. Chantal zit op haar bed en luistert naar een sprookjeslangspeelpaat. Haar ogen worden groot als ze hem ziet, ze springt woedend overeind, slaat hem een paar keer, maar klemt zich daarna aan hem vast: “Stommerd. Ik dacht dat je nooit meer terug zou komen,” snikt ze, “je was ineens weg en iedereen was bezorgd. Of zo, want ze klonken ook boos. Het was net alsof ze je nooit meer wilden zien. Peter vroeg nog of hij jullie kamer dan mocht hebben.”
Patrick streelt haar door de haren: “Ik laat je echt niet in de steek. Wie moet je anders voorlezen ‘s avonds?”
“Ja,” zucht Chantal, “ik kon helemaal niet slapen gisteren en toen droomde ik dat je dood was,” ze klemt hem harder vast, “ik was zo bang.”
“Waren ze erg boos gisteren?”
“Papa en Mama kregen ruzie gisteren, ze schreeuwden tegen elkaar. En toen ging ook Julie zich ermee bemoeien.”
“En Peter?”
“Die bleef later de hele avond op zijn kamer,” ze aarzelt, “Papa was heel boos om wat hij zei over jullie kamer. Maar waar was jij? Heb je op straat geslapen? Dat is toch eng in het donker?”
“Ik kwam de mevrouw tegen die je ook weleens gezien hebt op de therapie. Ze heeft me geholpen. Ik mocht bij haar op de bank slapen. Heel wat fijner dan in de regen op straat.”
“Was je boos op Mama? Ze was kwaad, hè?”
Patrick knikt: “Boos? Nee. Ik kon er niet meer tegen. Ik wist niet meer wat ik moest zeggen toen ze begon te schreeuwen.”
Chantal pruilt: “Ik vind het ook niet fijn als ze dat doet. Ik was heel bang gisteren. Dat we allemaal naar een weeshuis moesten. Net zoals Annie van de film, met zo’n nare juffrouw.”
Patrick knuffelt haar: “Hee gekkie, dat zullen ze nooit doen. Zeker met jou niet. Ik denk dat ze wel genoeg van ons houden.”
Hoop ik, denkt hij er achteraan, aan Chantal zal het niet liggen.
Ontroering verwart hem. Hij gaat nu toch niet janken als een meisje? Hij voelt tranen over zijn wangen lopen. Verwarring: Hoort hij hier nu of niet?
Hij maakt zich los: “Ik moet even naar de wc.”
Daar kun je horen wat ze in de keuken zeggen. Voorzichtig sluipt hij het toilet in. De stemmen in de keuken klinken gedempt.
“Hoe is hij bij u terechtgekomen gisteren?” de stem van zijn moeder klinkt scherp, “waarom heeft u ons niet direct gebeld?”
“Hij kwam bij mij aan de deur. Helemaal van streek. Hij moest eerst kalmeren voordat hij een confro- eh ontmoeting met jullie weer aan kon. Toen dat gelukt was, was het al diep in de nacht. Het leek me beter hem zelf terug te brengen.”
Ze beschermt me, denkt Patrick, ik weet wel wat moeder anders gezegd zou hebben.
“Ik ben het er niet mee eens. Wij zijn zijn opvoeders, hij is onze verantwoordelijkheid.”
“Opvoeders?” de stem van Mooie Schrijfster trilt verontwaardigd, “daar leek het gisteren niet op. U joeg hem de stuipen op het lijf.”
“Wat weet jij daarvan? Heb jij kinderen?”
Het bloed stijgt Patrick naar zijn wangen. Hij ziet haar reactie voor zich. Wat intens gemeen! Wat een kreng is die moeder van hem! Hij onderdrukt de neiging om de keuken in te stormen en haar eens goed de waarheid te zeggen.
“Dat doet hier niet ter zake, denk ik” reageert Mooie Schrijfster koel.
“Stop daarmee,” gromt vader, “deze mevrouw heeft Patrick opgevangen en weer teruggebracht. Had je liever gehad dat de politie met hem aan de deur was gekomen? Of dat de politie alleen iets was komen vertellen? Met iets van “Bent u de ouders van… we hebben een treurig bericht voor u..””
Moeder bindt in: “Het spijt me, het is de spanning. Die therapie fokt me op. Ik voel me beschuldigd.”
“Dat zijn er zo te zien meer. Ik zal Reinoud de afloop van deze situatie vertellen. Die therapie is er niet alleen wegens Peter, geloof ik. Ik denk dat hij het de volgende keer wel oppakt.”
“Dat denk ik ook,” in gedachten ziet Patrick zijn vader bedachtzaam knikken, “ik hoop dat hij ons uit deze impasse kan helpen.”
“Daar zijn jullie zelf bij. Goed ik ga weer,” zegt Mooie Schrijfster, “mag ik nog even afscheid nemen van Patrick?”
“Hij zal wel op zijn kamer zitten. Achter de hal aan het einde van de gang.”
Patrick vliegt overeind, doe zo stil mogelijk de wc-deur dicht en haast zich naar zijn kamer. Hij zit nog maar net aan zijn bureautje als Mooie Schrijfster binnenkomt.
“Ik ga, Patrick, hou je haaks.”
“Dank je voor alles,” hij aarzelt en voelt bloed weer naar zijn wangen stijgen, “Eline. Ik vond het zo gemeen wat Ma tegen je zei.”
Hij ziet de verbaasde blik in haar ogen. Ze glimlacht: “Dank je, Patrick. Die nieuwbouw is toch ook wel gehorig, nietwaar?”
Patrick bloost: “Ik wilde horen hoe ze reageerden.”
“Het is goed, kinderen opvoeden is ook wel moeilijk. Maar,” ze zucht, “ik blijf het jammer vinden dat het voor mij bij de theorie van school zal blijven. Maar zo is het nu eenmaal, ieder leven kent zijn uitdagingen. Tot de volgende keer!”
Ze zwaait en loopt de kamer uit. Patrick kijkt haar na. Het is verward in zijn hoofd: Waarom is Mooie Schrijfster nu opeens Eline geworden?
Hij gaat weer zitten en zet een plaatje op de hoofdtelefoon. Door de muziek heen hoort hij de wc-deur slaan. “Verdorie!” hoort hij zijn moeder roepen, “hoe vaak heb ik het niet gezegd, dat licht moet uit als je klaar bent. Het geld groeit ons niet op de rug.”
Patrick zet zich schrap. De muziek blijft het enige geluid in zijn oren. De gevolgtrekking die hij vreest blijft uit.