Muziek: Suzanne van Leonard Cohen, in het Nederlands gezongen door Herman van Veem
16 November 1973
We gingen naar het MOB voor de laatste sessie. Alleen Pa en Ma gingen naar binnen. Het is klaar. Er komt een rapport, maar wanneer dat komt en wat we ermee moeten doen is me onduidelijk. Ze houden zich op de vlakte. Alsof ze zich ervoor schamen dat ons gezin op papier staat, met alles wat goed en fout loopt erbij. Een examen met een cijfer…
In ieder geval voldoende voor Peter, hij krijgt geen strafblad. Zou hij zijn lesje hebben geleerd? Ik weet het zo net nog niet…
Mooie Schrijfster nam me nog even apart, we praatten wat op haar tussenuurplekje bij het water. “Hou je haaks,” zei ze, “je redt het wel. Blijf vooral jezelf.” Ze omhelsde me terwijl niemand het zag. Stom, ik moest huilen. Zo werkt afscheid dus. Ik heb haar ook het beste gewenst. Tuurlijk! Ze staat ook voor haar examen, net als ik.
Ik hoop dat alles weer een beetje rustig wordt. Dat iedereen weer normaal doet. Tegelijkertijd vraag ik me af of dat wel normaal is. Ik weet niet waarom ik zo moeilijk denk. Zou ik ook een plekje nodig hebben om rustig na te denken, ver van iedereen? Net zoals Pa met zijn schuur?
***
Patrick doet de badkamerdeur dicht. Hij is hier klaar, er is niets meer te vinden. Werktuiglijk inspecteert hij de keukenla.
De sleutels van de Kelderboxen…
Het domein van zijn vader, zijn wijkplaats. Hij besluit daar nog even te kijken. Dan heeft hij al het gezinsterrein gehad. De dagboeken gaan in de tas. Nog eenmaal loopt hij door de kamers en de keuken. Nee, zelfs de geesten van het verleden zijn er vertrokken. Het is dood hier. Helemaal klaar voor de nieuwe historie van een ander gezin.
Zouden die hier ook zo lang gaan wonen? Ik vraag me af of de flats tegen die tijd niet door betonrot instorten.
Hij kijkt in het portaal nog even om. Een liedje van lang geleden komt hem voor de geest.
I looked around to see,
If there is a rotten memory,
Then I shot the door,
Of Another History…
Hij draait de sleutel om. De wind op de galerij speelt met zijn haar. De muziek in zijn hoofd speelt door.
You made me smile again,
You put the fire on again,
That used to burn inside me so…
Zijn gedachten gaan terug. Hou je haaks… Een omhelzing waar hij van moest huilen.
Now take a look at me.
See what I once used to be.
I’m so glad, you finally got to me…
Patrick stopt de sleutel in zijn zak. Hij had toen geleerd hoe afscheid aanvoelde.
De lift doet het weer niet. Gelukkig loop je twintig trappen gemakkelijker naar beneden. De lantarenpalen zijn al aan. Het TL-bakje boven de ingang naar de kelderboxen knippert spookachtig.
Het waren me ook de catacomben wel, herinnert hij zich.
Een lange schaars verlichte gang met deuren. Leidingen en pijpen vormen een vreemd plafond met lange schaduwen. Nee, het waren niet de kartonnen Bruynzeeldeurtjes van vroeger. Die had je zo ingetrapt en als je een sleutel had, paste die op meerdere deuren. Alles ziet er nu steviger verzegeld uit.
Patrick telt de zijgangetjes vanaf de ingang. Hier is het. Vroeger hadden ze twee kelderboxen. Eentje van iemand anders gehuurd voor de fietsen en eentje voor de werkplaats van Pa. Hij noemde die plek liefkozend De Schuur, ook al was het slechts een kelderbox zonder raam naar buiten.
Hij maakt de fietsenbox open. Bijna helemaal leeg. De muren zijn kaal, de betonnen vloer is glad van het stof. Hee, er ligt een matras in de hoek. Zou hier iemand overnachten? Of was dit een prima plek voor een jong stelletje om een beetje te foezelen? Nee, Peter deed dat hier pas nadat Patrick al lang uit huis was. Vlak voordat hij in het buitenland begon rond te zwerven.
Hier verstopte hij wat hij had gekocht met het geld dat hij had gejat…
Ja, het was een echt rommelhok toen. Je kon er met al die fietsen je kont niet keren. Daarachter stond nog een paar vage kastjes. Het was hem nooit opgevallen dat die een prima verstopplek waren. Goed, poppetje gezien, deurtje dicht. Het slot piept.
De andere kelderbox, Pa’s domein, zag er heel anders uit. Patrick gniffelt. Zijn vader had altijd slinkse wegen om op geheel eigen wijze God en gebod te omzeilen. In de Kelderboxen was geen stroom, alleen een tl-bakje voor het licht. Dat was niet naar Pa’s zin, want hij had elektriciteit nodig voor zijn zaagmachine, lasapparaat en elektrisch gereedschap. Uiteraard moest ook de radio spanning hebben.
Dus tapte hij stroom af van het TL bakje. Dat ging een keer mis bij het lassen, de stoppen sloegen door. Niet getreurd, hij maakte op slinkse wijze de meterkast van de flat open, overbrugde de zekering en stopte de doorgesmolten smeltveiligheid er weer in. Er kwam toch nooit iemand kijken in die kast.
Levensgevaarlijk, hij had zo de hele kabel eruit kunnen branden…
Ja, zo spontaan waren soms de oplossingen van zijn vader. Gelukkig kwamen er geen ongelukken van.
Patrick keek naar boven. De aftapdraad zat er nog. Inclusief het multi-stopcontactje aan de muur. Inderdaad, knap werk. Het leek net alsof het officieel was aangelegd.
Zijn knutseldomein. Hier kon hij uren lang bivakkeren.
Hij zag de indeling weer voor zich. De ladenkasten met allerlei spulletjes, spijkers, schroeven, oude stopcontacten, fittingen, een bakje lenzen, je kon het zo gek niet bedenken. Er kwam ook steeds wat bij, want Pa raapte ieder schroefje, moertje en ringetje op dat hij vond op straat. Je kunt niet weten…
Ik begrijp het, hij heeft de oorlog meegemaakt.
Aan de andere kant stond de werkbank. Daarnaast het rek met planken en stokken. Daaronder metaalwaren. Boven de werkbank de ophangwand voor het gereedschap, met geschilderde silhouetjes van zagen, schroevendraaiers, hamers en nog veel meer. Zijn vader hield van organiseren. Op zijn eigen manier.
Ma verweet hem dat dit zijn eilandje was…
Patrick vond haar verwijt te scherp. Ze profiteerde immers mee van alles dat hij voor het gezin in elkaar knutselde. Dat hoefde je dan niet te kopen. Ze gaf hem zelfs opdrachten mee.
Patrick ziet zichzelf als schoolkind en jonge puber. IJverig zwoegend om net zo slim te knutselen als Pa. Jammer dat hij geen geduld had om die vaardigheid met vallen en opstaan te leren. Hij werd soms kwaad als het niet lukte en gaf het op. In de hoek stond het krukje waar hij op zaterdagmiddagen zat, luisterend naar de Top 40 op Radio Veronica. Ma wilde dat gejengel boven niet hebben en Patrick was zelf nog niet aan radiootjes bouwen toe. Pa kon de arbeidsvitaminen wel hebben.
Het rapport van het Medisch Opvoedkundig Bureau was nooit op tafel gekomen, dus Patrick was er nooit achter gekomen of Baardmans hem echt aanwees als de kwade genius achter het gerommel van Peter. Waren zijn ouders te bang geweest om hun gezag kwijt te raken? Om hun eigen rol in de kwestie te delen?
Van toen af aan werkte ik aan mijn vertrek, weet Patrick, gelukkig hielpen ze me daarbij…
Desondanks bleef het gevoel schrijnen.
***
“Vandaag is de laatste keer,” kondigt Baardmans aan, “we hebben een goed beeld.” Hij gebaart richting de ouders: “Wij praten ditmaal met jullie ter afsluiting, dus de kinderen moeten zich even zelf vermaken.”
Vader trekt zijn wenkbrauwen op: “We hadden toch nog twee keer te gaan?”
“We hebben in de afgelopen tijd voldoende gesprekken gevoerd voor een rapport van bevindingen en aanbevelingen. Mag ik jullie uitnodigen?”
De deur gaat dicht. Patrick ziet nog een glimp van Mooie Schrijfster achter de tafel binnen. Hij voelt pijn en verwarring in zijn hart.
Was dit het dan?
Hij had blij moeten zijn. De gezinstherapie was afgelopen en het doel was bereikt. Wat Peter betreft, dan. Voor hemzelf was de verwarring alleen maar groter geworden. Voelde hij zich daarom meer verdwaald dan ook?
Peter en Chantal gaan naar buiten om een balletje over te gooien op straat. Julie buigt zich naar hem toe: “Ze is aardig, he?”
Als door een wesp gestoken draait Patrick zich naar haar toe. Zijn nekharen vliegen overeind. Haar gezichtsuitdrukking kalmeert hem direct. Het is niet die plagerige blik waar hij altijd kwaad over wordt. Het is niet het meewarige stemgeluid waardoor hij zich zo’n onhandige oen voelt met meisjes. Hij schrikt.
“Wat is er, Julie?”
“Ik heb het uitgemaakt met Dick. Er zat geen toekomst in. Opeens zag ik dat. Maar als ik jou zie kijken, word ik er opeens ook een beetje verdrietig over. Het was gezelliger met zijn tweeën, ook al was het soms alleen een verdoving voor mijn eigen onzekerheid. Heeft ze je geholpen toen je een nacht weg was? Je bent anders sindsdien.”
Patrick doet zijn verhaal en laat tot zijn verrassing zijn gevoel en stil verdriet merken.
Ze geeft hem een aai over zijn bol: “Lieve broer, je redt het wel. Je hebt een goed hart. Wil je niet aan Pa of Ma vertellen dat ik het uit heb met Dick? Ik vertel het ze wel als ik beter weet wat ik met mijn toekomst wil. Ik ben bijna klaar met school, en dan wil ik een tijdje op mezelf zijn. Meemaken hoe ik zelf kan leven.”
Patrick knikt: “Beloofd,” aarzelend, “lieve zus.”
“Potverdrie,” lacht ze, “wil je me aan het grienen krijgen?”
De deur van de spreekkamer gaat open. Vader en moeder komen naar buiten. Ze ogen opgelucht. Baardmans en Mooie Schrijfster volgen.
Vader schudt Baardmans de hand: “Dank u voor de moeite. Het was een heel proces.”
“Al goed, denk aan jullie huiswerk en dan komt het helemaal goed. Het rapport komt over een week of acht.” Baardmans en Mooie Schrijfster verdwijnen naar binnen.
“Waar zijn Peter en Chantal?” vraagt moeder.
Julie wijst: “Buiten op straat.”
“Tijd om naar huis te gaan,” kondigt vader aan, “tot straks, Patrick.”
De deur klappert een paar keer. De wachtkamer is leeg. De stilte overvalt Patrick, zijn hart bonst. Hij had haar nog iets willen zeggen. Zo zonder afscheid, dat kan toch niet na alles wat gebeurd is. De deur blijft echter dicht. Bedrukt loopt hij naar buiten en haalt zijn fiets van het slot.
“Weet je nog, Patrick? Mijn tussenuurplek?”
Hij kijkt verrast op. Mooie Schrijfster staat naast hem, fiets aan de hand. “Eline…” stamelt hij.
Een twinkeling in haar ogen: “Was je bang dat we geen afscheid zouden nemen?”
“Ja. Ik was al… ja, verdrietig. Het was al gek dat de therapie opeens afgelopen was. Dat overviel me.”
Ze glimlacht: “Ik kon dat idee van zonder afscheid ook niet verdragen. Dus heb ik Reinoud gezegd dat ik er even tussenuit ga.”
Ze fietsen door het Vliegenbos en komen bij het bankje aan het water. Ze zijn stil en kijken allebei over het spiegelende oppervlak.
“Als ik hier zat, mijmerde ik altijd over de overkant van de tijd,” zegt Eline, “de toekomst: Hoe het zou zijn als ik in de volgende klas zou zitten, wat ik ging doen als ik het examen had gedaan. En nu is er weer een overkant. Aan het einde van dit jaar ben ik klaar. Maar nu weet ik het nog niet hoe dat gaat lopen. Ik heb het gevoel dat ik helemaal opnieuw moet beginnen. Dat ik het goed moet doen met wat ik geleerd heb. Ik heb nu het gevoel dat ik door het water naar de overkant moet ploeteren. Vroeger danste ik er gewoon overheen.
Jij zit nu ook in je laatste jaar, he? Denk je daar ook over na zoals ik?”
Patrick knikt: “Ik droom erover. Ik wil het halen. Ik doe mijn best, meer dan ooit. Het gaat me lukken. Ik wil verder studeren, ook al weet ik nog niet wat. Daarvoor wil ik het huis uit. Mijn eigen beslissingen nemen. Een eigen plekje hebben.”
Patrick hoort het liedje in zijn hoofd:
Suzanne neemt je mee,
Naar een bank aan het water
Je onthoudt waar ze naar kijkt
Als herinnering voor later.
“Dat doe ik ook bij jou,” fluistert Eline, “die herinnering voor later. Je hebt me iets heel belangrijks gegeven…”
De muziek vult zijn gedachten:
En je wilt wel met haar mee gaan,
samen naar de overkant
Je moet haar wel vertrouwen,
want ze houdt al jouw gedachten in haar hand.
Patrick bloost en zoekt haar blik. “Dat liedje? Hoe weet je dat? Ik dacht er alleen maar aan.”
“Het is de plek. Hoe we hier zitten. Je gaf me waar het liedje over gaat. Vertrouwen en een blik in je hart. Dat verwonderde me, want je was eerst zo bang en opgesloten in jezelf. En toen gaf je zomaar je gedachten in mijn hand. Ik was bang dat niemand dat ooit bij mij zou doen. Het geeft me vertrouwen dat ik werkelijk iets kan bereiken met wat ik geleerd heb. Al die theorie is prachtig, maar je bereikt in mijn vak niets zonder echt contact.”
Patrick knikt: “We hebben allebei onze eigen overkant, denk ik. Bij mij is die nog wat mistig.”
“Ja, dan is het nu voor ons ieder tijd om op daarheen weg te gaan,” Eline staat op en glimlacht, “Wie weet wie daar op je wacht…”
Patrick komt overeind en zucht. “Ja…” De brok in de keel beneemt hem de adem. Hij voelt haar haren en haar wang in een omhelzing.
“Hou je haaks, Patrick, het beste. Je gaat het redden. Blijf vooral jezelf. Dat is jouw waarde op deze wereld.”
Patrick’s blik zit plotseling vol schitterende kristalletjes in het zonlicht. Hij ziet ze ook in haar ogen: “Dank je, Eline, ook het beste voor jou.”
Heel licht streelt ze een druppel op zijn wang weg: “Ook dit onthou ik voor later.”
Ze maakt zich los en stapt op. Met een zwaai van haar hand verdwijnt ze in het bos.
Patrick gaat naar huis. Hoe zou zijn afscheid daar verlopen als het zover was?