Dagboek 25: Eetcafeetje

Muziek: It’s Five o’ Clock van Aphrodites Child

Het is helemaal donker als Patrick de pont naar het centrum op rijdt. Hoog tijd om iets te gaan eten. Hij voelt het gewicht van de twee dagboeken. Tot dusver is zijn expeditie succesvol gebleken.

Amsterdam Noord is compleet veranderd sinds hij dagelijks heen en weer fietste naar school in het centrum. De scheepswerf met de supertankers: Verdwenen. Het Turkenwoonoord: Ataturk Yurdu… Met de grond gelijk gemaakt en overwoekerd door bedrijfspanden en een nieuwbouwwijk. Het oude ziekenhuis aan het Mosplein? Omgebouwd tot hotel. De Van der Pekstraat met de monumentale bomenrij? De straat is omgetoverd tot woonerf, de gevels zijn schoongemaakt en alle bomen zijn gekapt. De nieuwe aanplant zal nog heel wat moeten groeien. Het ongenaakbare Shell hoofdkantoor? Hoogbouw concurreert met de oude toren en hier rinkelen al lang geen reageerbuizen meer. De pont? Tegenwoordig een veel kleinere boot dan toen er nog auto’s en bussen bij op konden. Alleen de woonboten aan de Buiksloterweg lijken nog een beetje op vroeger.

Patrick realiseert zich hoe lang hij al niet meer in deze stad woont nadat hij in 1974 vertrok.

Ik zou er voor geen goud meer naar terug willen, denkt hij, geef mij de rust van de provincie maar.

Provincie. Daar was zijn woonplaats, zijn leven. Hij neemt zich voor om straks zijn Lief te bellen. Nee, een Smartphone heeft hij niet. Een eetcafeetje met telefoon moet het worden.

Toen hij voelde dat het mis was met zijn moeder, had zijn Lief hem aangemoedigd om in ieder geval ter plaatse te gaan kijken. Het telefoontje van het tehuis maakte dat concreet. Nee, ze wilde niet mee. Het is beter dat je dit zelf doet, had ze gezegd, het is jouw moeder, ze is voor mij nooit een echte moeder geworden. Nee, hij kon er niet boos om zijn. Al die jaren was ze met hem meegegaan en voelde hij zich door haar beschermd. Nu moest hij zelf zijn angst overwinnen.

Dus kocht hij een treinkaartje, boekte een pensionnetje in de buurt van zijn oude school in het centrum en huurde een leenfiets. Hij fietste liever dan in bussen en trams hangen. Op de fiets zat hij dichter bij Memory Lane. Gelukkig was het droog weer.

De pont meert aan bij het Centraal Station en Patrick waagt zich in het drukke verkeer.  Amsterdam lijkt fietsvriendelijker te zijn geworden. Toch moet je blijven uitkijken, de taxi’s zijn zelfs brutaler dan vroeger.

Het Damrak is druk in de vroege avond. Het huis met De Cost gaat voor de Baet uit spiegelt nog steeds zijn gevel in het water. De Koopmansbeurs is warempel gezandstraald, je kunt de bakstenen weer zien. Hij passeert de Oudebrugsteeg en moet onwillekeurig aan de serie verhalen van rechercheur De Cock denken die hij een tijd lang voor het slapen gaan gelezen had. Hij glimlacht bij het beeld van de koddige sprintjes van de rechercheur waarmee deze steevast de aanstormende tramlijn 9 wist te ontwijken.

De fietsstroken leiden hem langs de Dam en het Rokin. Hij passeert de Munt en een stukje Vijzelstraat en dan steekt hij door  naar de Nieuwe Spiegelstraat. Zijn oude route naar de middelbare school. Dicht in de buurt had hij een eetcafeetje uitgezocht. Bij het Vondelpark had hij een StayOkay geboekt. Niet goedkoop, maar doordeweeks bleek het voordeliger.

Een goede voorbereiding is het halve werk. Het eetcafeetje is gemakkelijk te vinden. Hij installeert zich aan een tafeltje en bestelt de hap van de dag.

“Hebben jullie ook telefoon?” vraagt hij de dienster.

Ze zet grote ogen op: “Heeft u geen telefoon bij zich?”

“Ik heb een vaste telefoon, eh thuis,” lacht Patrick, “ja, ik ben een beetje ouderwets.”

“Wij ook,” glimlacht ze, “achter in de zaak. Ik zal hem even open zetten.”

Hij trekt zich terug in de privacy van de telefoon-cabine. De stem van zijn Lief brengt warmte in hem boven.

“Hoe was het?” vraagt ze.

“Ik ben met de sleutel in de flat geweest. Ik vond de dagboeken in de container buiten. Puur mazzel dat er al iemand in aan het grutten was, anders was het me niet opgevallen.”

“En?”

“Het huis is een spookhuis op het moment. Ik heb wat passages uit de dagboeken gelezen. Het was net alsof ik weer terug was in toen.”

“Gaat het met je?”

Patrick zucht: “Ja. Tuurlijk mis ik jou, maar je had gelijk dat dit nodig is. Is er al een rouwkaart aangekomen?”

“Nee. Ik heb extra goed opgelet, maar er lag niks.”

“Ik ben vergeten na te vragen bij het tehuis, wanneer… Toen zeiden ze het zelf.”

“Misschien komt de kaart nog. Wanneer kom je weer thuis?”

“Overmorgen. Ik slenter nog even down memory lane.”

“Nou, dan had je goed geboekt. Last minute is niet eenvoudig in Amsterdam.”

“Ga je iets eten?”

“Tuurlijk, ik bel vanuit een eetcafeetje.”

“Misschien moet je maar eens een Smartphone kopen. Eet smakelijk.”

“Dank je. Slaap lekker straks.”

“Heb jij wel goed geslapen?”

“Die kamer in de StayOkay is lekker rustig. Uitzicht op het Vondelpark. Ik kon goed slapen.”

“Jij straks ook welterusten. Niet te veel piekeren, he? Hou van je.”

“Knuffel en hou van jou.”

Het eten is prima, het  weeë gevoel in zijn maag verdwijnt naar de achtergrond. Patrick bestelt koffie en bladert bedachtzaam door zijn dagboeken. Al die beelden laten zich niet zo snel verjagen. Het tweede dagboekje is nog voor de helft leeg. Ruimte genoeg voor geschiedenis. In een opwelling pakt hij een pen en begint te schrijven.

6 November 2019

Het is vijf en veertig jaar geleden dat ik het laatst in dit dagboek schreef. In die tijd is mijn handschrift overgenomen door het toetsenbord, dus dit voelt onwennig aan.

Na de gezinstherapie werd het inderdaad wat rustiger. Het kan ook zijn dat ik er minder van merkte. Ik concentreerde me helemaal op het halen van mijn eindexamen en stopte daar heel wat uren studeren in. De school werd nog meer een tweede leven. Het was ook spannend, die schoolonderzoeken en examens.

Een enkele keer liep ik in een tussenuur nog weleens bij Eline door de straat. Ik durfde niet aan te bellen. Soms droomde ik ervan dat ik het toch deed. Dromen, daar was ik goed in, hè. Maar ach, het sleet op gegeven moment. Ik droomde door met anderen. Toen ik geslaagd was, kreeg ik nog een kaartje van haar. Ze had het in de krant gezien en meldde dat zij ook haar diploma binnen had. Ik heb een kaartje terug gestuurd.

Ik moest behoorlijk wennen in Leiden. De studie was interessant, maar bevredigde me op den duur niet. Het studentenhuis, ja dat was echt een heel ander leven. Gelukkig was iedereen ervan overtuigd dat je wel moest studeren, dus het hele jaar feesten was er niet bij. De groep had duidelijke opvattingen over hoe je met elkaar om gaat. Er waren net zoals in het gezin regels en conventies. Ik groeide daar in. Ik leerde er koken van. Ja, ik vond koken leuker dan afwassen en die ruimte kreeg ik. Het was fijn om in een groep te leven, de overgang met thuis was niet zo heel groot.

Na anderhalf jaar had ik het gezien bij Geschiedenis. Ik kreeg het gevoel dat ik niet heel mijn leven in de historische archieven wilde zitten. Het viel me zwaar om dat thuis te melden. Mijn ouders hadden er echter begrip voor en ze bleven me steunen. Daar ben ik ze dankbaar voor. Toen verkaste ik naar Eindhoven en werd ik werktuigbouwer. Dat bleek me veel beter te liggen en ik stoomde precies op schema door.

In het laatste jaar ontmoette ik mijn Lief en we trouwden het jaar daarop, toen we allebei werk hadden gevonden. We verhuisden naar een kleine stad in de provincie op flinke afstand van het westen des lands. We kregen drie dochters. Mijn Lief wilde er graag helemaal voor hen zijn en stopte met werken. We hebben het prima gered van een enkel inkomen, de kinderen zijn niks tekort gekomen. Tegenwoordig zou dat een stuk lastiger zijn met de huizenprijzen.

De kinderen groeiden voorspoedig op, gingen hun eigen weg en bouwden hun eigen leven op. Ze staan nog steeds pal voor elkaar, het is geweldig om te zien hoe liefdevol ze met elkaar omgaan. Daar ben ik trots op. Zeker als ik me herinner hoe het vroeger bij me thuis ging. Inmiddels ben ik zelfs opa geworden. Over een paar maanden ga ik met pensioen, het is mooi geweest, ze blijven de AOW-leeftijd maar verhogen richting je sterfdatum. Net een konijn dat achter een wortel aanloopt en op gegeven moment vanzelf in de afgrond valt.

***

Patrick legt zijn pen neer. Het eetcafeetje is bijna leeg. Zijn blik gaat naar de klok: Bijna negen uur!

“Oei,” zegt hij tegen het meisje dat met de rekening komt, “ik was al bang dat het sluitingstijd was. De tijd vliegt als je bezig bent.”

“De keuken is al dicht, maar we sluiten nog niet, hoor,” ze werpt een blik op het opengeslagen boekje, “u bent vast lekker opgeschoten met uw roman.”

“Dat kun je wel zeggen,” lacht Patrick en geeft een fooi toe.

Hij fietst door de donkere stad naar het Leidseplein en draait de Weteringschans op. Hij slaat een blik op het Barlaeus, zijn oude school. Dan gaat het over de brug en via het Vondelpark naar de StayOkay, zijn verblijfplaats voor de nacht.

1 gedachte over “Dagboek 25: Eetcafeetje”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

error: Inhoud is beschermd!
Scroll naar boven