Muziek: Newtons Cradle van Einaudi, gespeeld door Jeroen van Veen
Patrick voelt een tweede aanwezige in de kamer.
“Wat moeten we nu?” klinkt een mannenstem. Jong, onzeker. “Waar moeten we naartoe met een kind?”
Hij voelt diepe onzekerheid en totale verrassing. De man ziet zichzelf niet als vader. Hij zou niet weten hoe dat moet. Hij weet hoe hij kinderen moet onderwijzen, dat heeft hij geleerd. In eer en deugd en met autoriteit. Maar een zuigeling die niet kan praten en niet reageert op rationele argumenten en zich niets aantrekt van woorden? Hoe gaat hij daar mee om?
“We zullen er allereerst mee voor de dag moeten komen,” trilt het scherp door haar lijf, “dat is het ergste. Het ging laatst al bijna mis, moeder vroeg waar mijn maandstonden bleven. Je weet wat de mensen zullen denken. Ik hoor de hele buurt al roddelen: “Waar zouden ze het met elkaar gedaan hebben? Schandalig. De jeugd van tegenwoordig. Alleen maar uit op hun pleziertjes. Verantwoordelijkheid, ho maar.”
En dan mijn vader. Die sombert al jaren volgens de regels van Gods woord die hij uit dat van kaft tot kaft Ware Woord heeft verzonnen. Zijn oordeel is genadeloos: We hebben de ergste zonde begaan. Gemeenschap voor het huwelijk. Door God strikt verboden. Aanzien tot begeren en dat nog in praktijk brengen ook. Dan begint hij weer over de vernedering en verootmoediging die hij en moeder hebben moeten ondergaan voor het oog van de gemeente voordat ik geboren werd.”
“Nou dan. Zij zijn toch ook zo begonnen? Wat zeurt die vent toch?”
“Zijn oordeel is de minste van mijn zorgen. Weet je wat er gebeurt als het ziekenhuis erachter komt? Dan spreken ze schande en gooien ze me eruit. Ik kan mijn opleiding vergeten. Dan ben ik officieel een gevallen vrouw.”
“Het spijt me.”
“Jij hebt gemakkelijk praten. Ze kijken jou er niet op aan. Mannen gaan altijd vrijuit. Ik ben Eva de verleidster, weet je nog?”
“Waar moeten we naartoe?”
“Trouwen komt eerst. Voor het te laat is en iedereen het kan zien.”
Een stilte verhoogt de spanning. “Ja, maar… Dan word je net zo goed van de opleiding gestuurd.”
“Dat is normaal. Dan lijkt het nog wat voor de hypocriete samenleving. Wat wil je anders?” haar hartslag wordt sneller, “alles wegmoffelen tot iedereen ziet dat ik een dikke buik heb? Het kind afstaan voor adoptie door een stel dat de maatschappij meer waardig acht dan ons zondaren? Heropvoeding voor mij als zondares tegen God en maatschappij?”
“Doe niet zo hysterisch. We vinden wel een oplossing.”
“Hysterisch? Vind je dat? Je bent al net zo gemakkelijk als toen wij dit probleem maakten. Hoezo oppassen? Wie van ons brengt dan nu iets binnen voor een gezin, een huis? Ik kan dat nu wel vergeten.”
“We zouden toch gaan trouwen? Ik sta daar helemaal achter, ik verheug me erop. Jij bent mijn Lief. Ik ben bijna uit militaire dienst. Dan kan ik solliciteren. Er is genoeg werk te doen in het land. Meer kinderen na de oorlog betekent ook meer onderwijzers. Dan krijgen we gegarandeerd een huis. Ik heb al advertenties gezien. In de polder zijn ze zelfs al tevreden met kwekelingen. En ik ben afgestudeerd op de Kweek.”
Een lach: “Je denkt toch niet dat ik dit tot na je sollicitaties binnen kan houden?”
“Tja, dan moeten we het misschien toch maar eerder een trouwdatum prikken. Zouden jouw ouders helpen tot we een eigen plek hebben? Met huisvesting, misschien?”
“En die van jou dan?”
“Het huis zit al vol kostgangers voor het geld. Ik slaap bij mijn ouders in de slaapkamer, nota bene. Dat is eh… soms wat ongemakkelijk. Zou jij niet bij de gemeente…?”
“Dat geloof je toch zelf niet. Stel ik kom daar als vrouw bij het loket en vraag een huis. De ambtenaar trekt zijn wenkbrauwen op en mompelt: “Voor u mevrouw?” Dan zeg ik ja en antwoordt hij: “Burgerlijke staat?” Nou als ik hem dan de waarheid vertel, zelfs als ik noem dat ik verloofd ben, hoor ik hem al schamperen: “Een vrouw alleen? Wilt u soms een zaakje achter het raam beginnen? Dat faciliteren we niet, we zijn een nette gemeente.” Dus jij zult naar dat loket moeten. Naar mannen luisteren ze wel.”
“Als ik ga en mijn burgerlijke staat naar waarheid vermeld, hoor ik hem al mopperen: “Een man alleen in een huis is niet goed. Wachtlijst voor ongehuwde mannen is tien jaar. Als u getrouwd was, kreeg u urgentie. Zo werkt dat hier in Hilversum. Wij faciliteren de hoeksteen van de samenleving, zoals het hoort en door God is verordonneerd.”
“Daar komen we dus niet verder mee. Trouwen gaat dus wel helpen.”
“Nou, onze boodschap waarom dat nu is komt vooraan, ben ik bang. Naar wie gaan we het eerst?”
***
De herinnering brengt een gevoel van dankbaarheid. Ze nemen hun verantwoordelijkheid. Of ze werkelijk bij elkaar passen? Dat moet nog blijken, maar het is voor hem misschien beter dan eindigen op een breinaald. Alleen die ouders van hun… Hij herinnert zich het gesprek.