Dagboek 35: Reactie

Muziek: Tomorrow you shall marry her van Grieg, gespeeld door Haakon Austboe

“We willen gaan trouwen. Zo snel mogelijk. We zijn er klaar voor.”

Patrick voelt blijde verrassing op de woorden van zijn moeder. Twee ouderparen brommen tevreden. Zijn vader zwijgt behoedzaam.

“Geweldig,” klinkt een mannenstem, “dan hebben jullie twee bruiloften en wij eentje. Een beetje feest in deze moeilijke tijden. Duitsland mag weer bewapenen. Alsof de Moffen ons niet genoeg kwaad hebben gedaan.”

“Vlak die Russen niet uit. Met hun Warschaupact bedreigen ze de wereldvrede. Misschien hebben we de Moffen nog nodig om ons te verdedigen.”

Hij herkent de stem van zijn vader. “Er dreigt vast oorlog,” doorbreekt hij zijn zwijgen, “en ik zit nog in militaire dienst. Wat als Nederland besluit om die actie te steunen? Acht jaar geleden moesten alle dienstplichtigen opeens naar Indië.”

“Als je trouwt, dan krijg je vast vrijstelling. Bovendien, hoe lang moet je nog? Je zwaait toch eind dit jaar af?”

“Het is wel plotseling,” merkt een andere mannenstem bedachtzaam op, “jullie hebben nog maar net verkering. Ik ben er wel blij mee, hoor, die andere jongen uit Amersfoort was helemaal niks.”

Hij voelt zijn moeders hartslag sneller worden. Een mengsel van woede en verdriet. Hij leest een herinnering. Ze zou met hem trouwen. Haar vader was ertegen. Flitsen van ruzie. Hij gaat naar de verkeerde dominee, klonk het scherp, die predikt ketterij. Die jongen komt er bij mij niet in. Je moet het uitmaken. Ongeloof, woede, angst, aarzeling. Zijn moeder siddert. Ja, de buurjongen bracht troost. De beide moeders hadden een goed woordje voor hem gedaan. Ach, waarom ook niet? En nu zat ze ermee… Nee, dat was het verkeerde woord, hij had haar zijn Lief genoemd. Daar was ze blij om.

“Het moet wel zo plotseling,” trilt zijn moeders stem, “voor ze het zien. Ik ben zwanger.”

Niemand antwoordt. Alles wat hij hoort is het bonzen van zijn moeders hart en het rusteloos ruisen van het bloed. Hij voelt dat ze onrustig beweegt op zijn stoel.

“Zwanger?” klinkt het scherp, “dus jullie hebben…”

“Kalm, pa,” sust een vrouwenstem, “het is net zoals…”

Woede golft door de ruimte: “Nee, hier zwijg ik niet over. De Schrift is hier heel duidelijk in:

Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u uzelf onthoudt van de ontucht, en dat ieder van u zijn lichaam weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid, en niet in hartstochtelijke begeerte, zoals de heidenen.

Het is schandelijk wat jullie hebben gedaan! En nou zie je wat ervan komt. Ik had het wel voorspeld, je bent nog niet uit huis of je maakt er een potje van. Wat gebeurt er nog meer in die zusterflat van jou?”

“Ik heb nieuws voor je, Pa,” reageert ze scherp, “het was hier gewoon in huis. Op de zusterflat houdt de conciërge je veel te goed in de gaten. Daar komt mannenbezoek niet zomaar binnen.”

“Ik ben sprakeloos, duivelse ontucht onder MIJN dak! Heb jij niet opgelet, Ma?”

“Gedraag je,” gaat een vrouwenstem er tegenin, “er zijn nog andere mensen hier. Hou de vuile was tenminste nog binnenshuis. En waarom zou ik daar op letten als ze samen boven een boekje zitten te lezen met een muziekje erbij? Ik heb genoeg te doen. En ik word horendol van het geschetter van die grammofoon van haar. Dan ga ik niet iedere minuut kijken.”

“Nou, je ziet wat ervan komt. Ongetrouwd en een kind op komst. Ze waren zeker geen Bijbel aan het lezen. Ik hoor de buurt al roddelen als ze met een dikke buik rondloopt. De schande.”

“Goed, jullie gaan trouwen,” onderbreekt de andere mannenstem het relaas, “Dat lost het probleem wel op. Maar hebben jullie gespaard? Waar gaan jullie wonen?”

“Kom op, Pa, ik zit nog in militaire dienst. Die soldij is niet meer dan zakgeld. Daarna kan ik pas naar een baan solliciteren.”

“Zie je nu wat er gebeurt als je jezelf overgeeft aan ontucht?” moppert de andere mannenstem er tussendoor, “geen geld, geen huis en een kind op komst. God straft onmiddellijk.”

“Ik zou een beetje inbinden met die straf van God, Pa,” gaat een vrouw er tegenin, “onze ouders hebben ons toen geholpen toen we onvoorzichtig waren geweest. Het was wel het schuurtje, maar ja. Ze hebben het opgeknapt en er een kachel in gezet. Mijn vader maakte een hoop lawaai na onze schuldbekentenis in de kerk, maar hij deed wel iets voor ons. Dat kun je van jouw familie niet zeggen, die stonden allemaal te jeremiëren met Paulus in de hand en red u er maar mee.”

“Moet je dat allemaal weer oprakelen?”

“Inderdaad, je hebt fraai praten met die moraalbrieven van de apostelen, maar ze is wel jouw dochter. Ze heeft haar kamer hier nog. Die kan ze gebruiken. Ze had al een groot bed en er past nog wel een wiegje bij. Het is behelpen, maar het is beter dan niks. Bovendien gaat haar zus na haar trouwen het huis uit, dus hebben we ook plek voor kleren van allebei. Ze trouwt al over een maand. Misschien moeten we hun bruiloften maar combineren. Scheelt weer in de kosten.

Onze schoonzoon is klaar met zijn studie en zwaait binnenkort af. Werk genoeg voor een onderwijzer in de polder. Dus dat inwonen is maar tijdelijk. Nietwaar?”

“Maar…”

“Niks te maren, Pa, zo gaat het gebeuren. Ze trouwen, wonen bij ons in omdat er nog geen huis is en dan kan het kind komen.”

“Ik heb geen zin in het gekrijs van een baby midden in de nacht.”

“Dan stop je je oren maar dicht. Ik moest er vroeger altijd direct uit als ze maar een kreetje slaakten, maar dat is nu voorbij. Die taak is dan aan onze dochter.”

“Nou, er wordt op tijd getrouwd en er is een plek om te wonen,” bromt de andere mannenstem, “een goed begin. Inwonen doen er wel meer, er is overal gebrek aan huizen.”

“Het blijft een schande,” sputtert de andere vrouwenstem.

“Jij houdt je klep hierover tegen iedereen. Dat zal lastig wezen, want je gedraagt je als het nieuwsblad van de buurt. Twee maanden na hun huwelijksdatum mag je het erover hebben. Tegen die tijd mag je een verhaaltje van een gelukkige Oma afsteken.”

“Dan is het bijna November. Dan is het vast al te zien.”

“Tegen die tijd is het herfst. Onder een regenjas zie je er niks van.”

***

Die discussies hadden hem pijn gedaan. Hij voelde zich niet welkom. Wat een stelletje hypocrieten. Zonder boterbriefje was hij ongeldig? Alleen haar moeder, die kwam voor hen op. Goed, hij zou zonder veel poeha ter wereld kunnen komen. Zo ver was het echter nog niet.

Ze gingen trouwen. Maar voor haar -hij heeft met haar te doen- maakte het niet uit, ze werd door de kat of de hond gebeten, haar loopbaan was voorbij. Hij voelt dat verdriet elke dag. Een verwarrend gevoel, ligt het aan hem? Of geeft ze de vader de schuld? Of zichzelf? Hij weet het niet. Die onzekerheid roept spanning op.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

error: Inhoud is beschermd!
Scroll naar boven