Space Oddity van David Bowie
In de vijftiger en zestiger jaren van de twintigste eeuw bestond er een onwrikbaar geloof in technologische vooruitgang die de maatschappij zou verheffen. Ik herinner me zelf nog het enthousiasme van de ruimtevaart uit mijn kinder- en tienerjaren met de geanimeerde verslagen van Apollo-Henkie en Chriet Titulaer. Dat het in feite een machts- en prestigestrijd was binnen de Koude Oorlog, bleef alom buiten de boeken. Technologie was de onbetwiste vooruitgang naar een betere wereld!
Technologie moet je uitvinden en maken, daarom vreesde men in die tijd een tekort aan technologen en ingenieurs van allerlei kunne.
Men vond de Technische Hogeschool Delft, die al vanaf 1905 bestond, niet meer voldoende om de stroom ingenieurs op gang te helpen. In 1956 begon daarom de Technische Hogeschool Eindhoven na ijverig werk en financiële ondersteuning van de Philips-lobby.
Er bleek daarna duidelijk behoefte aan een derde Technische Hogeschool. Een strijd ontbrandde rond de mogelijke vestigingslocaties Leeuwarden, Assen, Arnhem, Zwolle, Deventer en Enschede. De Enschedese burgemeester Thomassen startte een intensieve lobby en had een plek voor een hogeschool: Het landgoed Drienerlo.
On een lang verhaal kort te maken: in 1961 besloot de Tweede Kamer tot vestigingsplaats Enschede en konden de organisatie en de bouw beginnen. De resulterende Technische Hogeschool werd een campusuniversiteit, toen een noviteit in Nederland, en kende een gefaseerde opleiding met baccalaureaat (Btw) en doctoraal (Ir) plus een component aan sociale wetenschappen.
Het concept campusuniversiteit komt uit de Angelsaksische sfeer. Studenten en (onderwijzend) personeel vormen een gemeenschap en wonen in elkaars omgeving. Zodoende leven ze met elkaar zowel tijdens het leren als het recreëren. Men ging er vanuit dat het heilzaam zou zijn voor de hele gemeenschap.
Het baccalaureaat kwam voort uit de behoefte aan een korte opleiding waarin de technicus/ingenieur voldoende bagage kreeg om minimaal als middenkader aan de gang te gaan. Vanuit het baccalaureaat kon de student wel doorgaan voor het doctoraal en uiteindelijk de ingenieurstitel. Een aardig idee, maar het wrong wel met de bestaande technische opleidingen die later het HBO zouden vormen.
De gedachte achter de sociale wetenschappen was dat de ingenieur niet alleen een technologische verantwoordelijkheid had. Zijn creaties zouden ook de maatschappij beïnvloeden, dus moest hij daarvan bewust worden gemaakt via maatschappelijke onderwerpen zoals ethiek. Zodoende kwam er een component Wijsbegeerte en Maatschappij Wetenschappen (WMW).
Een architectencollectief trad aan om onderwijs en dienstgebouwen alsmede de eerste studentenhuisvesting te realiseren onder leiding van de heren Wim van Tijen (1894 – 1974) en Samuel van Embden (1904 – 2000). Van Tijen specialiseerde zich in volkshuisvesting en Van Embden had ervaring opgedaan bij de bouw van de TH Eindhoven en leverde via zijn bureau een aantal architecten. De beide heren zorgden voor een interessante mix van utiliteitsbouw en (voor die tijd) avant-gardistische architectuur.
In 1964 trad de eerste lichting studenten aan die in eerste instantie onderwijs kregen in het inmiddels gesloopte Hallencomplex. Daarna zouden de onderwijsgebouwen voor Elektrotechniek/Natuurkunde, Werktuigbouwkunde en Chemische Technologie verrijzen en de studentenhuisvesting worden uitgebreid.
Toen ik daar in 1976 arriveerde, was het landgoed zodoende al flink bebouwd.