De Reiziger van Boudewijn de Groot
Flashback: Aankomst
16 Augustus 1976. Dat was de dag dat ik uitvloog richting Twente.
Ik herinner me dat het dit jaar een prachtige hete zomer was. Net zo warm als die record-zomers van nu die de klimaatpaniek moeten aanwakkeren. We hadden op de kampeervakantie op de fiets met de vriendenclub van de middelbare school geen spatje regen gehad. Een waardige afsluiting van onze VWO-tijd.
Voor de meesten van hen was het geen nieuw begin in een nieuwe woonplaats, ze bleven voor de vervolgstudie in Amsterdam. Een meisje had het eindexamen niet gehaald, dus die moest op herhaling. Samen met klasgenoot Rene was ik de enige die het zo ver weg zocht. Twente? Dat lag toch aan de andere kant van het Amsterdam-Rijnkanaal? Dat is voor Amsterdammers het boerenland. Er ging niet eens een snelweg heen, Enschede stond op geen enkel bord in de buurt. Wat zoek je in hemelsnaam helemaal daar in die rimboe?
Nou, de Technische Hogeschool Twente. Elektrotechniek om precies te zijn.
Op die ochtend stond ik bepakt en bezakt klaar. Zo veel als ik dragen kon, de rest van mijn spullen zouden mijn ouders komen brengen als ik eenmaal een kamer gevonden had. Veel was dat overigens niet. Een paar meubelstukken van mijn oude kamer, mijn kleren, mijn stereootje met boxen en elpees en nog een paar kleine dozen eigen spulletjes. En de omafiets die ik van mijn zus had geërfd. Die kon op mijn vertrekuur helaas niet mee met de trein. Fietsen mochten alleen mee in daluren. Vervelend, want ik zou alles moeten lopen. Wat is een student zonder fiets?
Meer was ook niet nodig, want de studentenkamers op Twente waren redelijk gemeubileerd. Een bed met matras, bureau met lamp, bureaustoel en een boekenkast stonden standaard op iedere kamer. En beddengoed? Dat werd iedere week ververst. Wat een luxe! Kapot woongerei zoals gloeilampen kon je in het magazijn ophalen.
Helaas, ik moest mijn trouwe racefiets waarmee ik in de vakantie daarvoor door Nederland gecrost had missen. Die was enige weken daarvoor uit de fietsenbox gejat. Die Bruynzeeldeurtjes van de schuurtjes beneden in de flat hadden geen unieke sloten. De dief deed gewoon de deur open. De verzekering betaalde niks, geen braaksporen. Ik was zo dom geweest niet even zelf de deur in te trappen alvorens aangifte te doen. Eerlijkheid duurt het langst, zeggen ze. Bij de aangifte meldde de dienstdoende agent overigens dat je sneller de hoofdprijs in de loterij won dan dat je fiets terugkwam.
Ik was klaar voor vertrek. Mijn Postgirorekening was geladen met een deel van de kinderbijslag-uitwonend en het geld dat ik met vakantiewerk verdiend had. De betaalkaarten en kascheques zaten in mijn koffer. De koffer zat verder vol met kleren en benodigdheden om het een paar weken uit te zingen. Wat ik miste moest ik maar ter plaatse kopen, er was in ieder geval een winkel op het terrein.
Het afscheid van thuis was kort. Mijn vader bracht me naar het station. We waren stil onderweg, allebei gevangen in onze eigen gevoelens. “Hou je haaks!” zei hij toen ik het Centraal Station inliep op weg naar het beroemde spoor 11B, waar de treinen naar het Oosten vertrokken en aankwamen.
Een paar jaar verder in de tijd hoorde ik dat hij het er op dat moment erg moeilijk mee had gehad. Een gemis. Hij was niet zo’n prater, zei hij zelf veel later vlak voordat het duidelijk werd dat zijn geest jarenlang opgesloten zou raken in zijn hoofd. Ik moest aan hem denken toen ik zelf min of meer doelloos door de lege kamer van mijn oudste dochter dwaalde na de dag dat ze zelf op kamers was gegaan. Een vogel vliegt uit, zegt het liedje, dat is de natuur. Zo hoort het ook. Als achterblijver voel je echter de wind van die wiekslag. Je voelt de band, de verbinding, het besef dat je rol nu anders wordt.
Ik was me daar op dat moment niet van bewust. Ik was op weg naar spoor 11B, naar een nieuw leven, met een mix van spanning en verwachting.
De treinrit had ik al eerder meegemaakt op de open dag in dat voorjaar: Amsterdam CS – Hilversum – Amersfoort – Apeldoorn – Deventer – Almelo – Hengelo. Twee uur sporen met de Intercity. Gaandeweg kwamen er steeds meer bepakte lang- en kortharige tieners binnen die hetzelfde einddoel hadden. Een patroon dat zich in de jaren erna op mijn treinreisje richting Hengelo zou blijven herhalen.
In Hengelo stond het vervoer naar de THT al te wachten, een auberginekleurige bus van de Twentse Eerste Tramweg (TET) maatschappij met een aantal enthousiaste Introductiemedewerkers.
De bus zat al snel vol, en hop daar ging de geit. De Enschedesestraat af, Hengelo uit, langs het illustere erotische Wiener café De Kettingbrug. Een mooie bosrijke omgeving met een paar vakwerkhuisjes langs de weg die regelrecht uit een Faller-catalogus leken te komen. Daarna ging de weg over de brug richting Enschede met het air van een snelweg. De bus sloeg af naar beneden en zwaaide linksaf het terrein van de Technische Hogeschool Twente op. Naast de portiersloge met slagbomen zag ik een groot grijs en zakelijk gebouw dat bekend bleek te staan als Bestuur en Beheer, het BB gebouw. Veel later zou dat gebouw na een grondige renovatie Spiegel gaan heten. Wellicht voor zelfreflectie van nieuwkomer-studenten?
Daar moesten we ons melden en alvast betalen voor de Campuskaart die toegang zou verlenen tot alle faciliteiten van de campus. Vervolgens kreeg je een programma, een kaart en een college van welkom. Bij de papieren die je kreeg zat ook de sleutel van je toegewezen kamer. De eerste wandeling op het terrein maakte ik richting de patio’s van Matenweg 30. De kaart kwam goed van pas.
Dat werd het begin van een Introductie met lange wandelingen (helaas, de fiets was er nog niet) en een uitgebreide training in de elegante sprong om bij iemand anders zijn bagagedrager te belanden. Ik herinner me de houten kont van de metalen spijltjes nog. Gelukkig was de solidariteit met de fietslozen groot, want lopend naar Enschede was nogal een eind!
Het begin was gemaakt!