Heimwee van Bløf
Flashback: Blauwtjes
In de Introductie zoek je tevens een geschikte woongroep. Ga overal langs en laat je zien.
Ik leg het introductieboekje weg op het nog lege bureau in de kamer die ik toegewezen heb gekregen. Ik zit gevangen tussen knalpaarse en hel-oranje muren. De kraan van het wasbakje achterin drupt. De hitte is drukkend met de zon op het platte dak. Ik kijk uit het raam over de patio. Zon en blauw reflecteren in een vijver. Leuke plek, je kunt hier vast gezellig zitten. Matenweg 30, eerste verdieping…
Ik zucht: Ik blijf hier niet… Dan maar ad hoc… vanmiddag bij de studentenhuisvesting.
De eerste verdieping is een dooie boel. Aan het wasgoed te zien wonen er mensen, dat wel. Toen ik hier twee weken geleden voor het eerst kwam, was het totaal verlaten. De keuken was leeg, er stond niet eens afwas. Een televisie met testbeeld speelde Hilversum 3, waardoor de leegte nog erger leek.
Tegen de avond zag ik de eerste bewoner. Hij zat op de HTS in Enschede, net zoals mijn buurman. Ergens verderop op de galerij zat nog een TH-student, wist hij te melden, de rest waren jongens met een baan. Het liep niet zo hard met de studenten, dus verhuurde Huisvesting de kamers aan iedereen die ze wilde hebben.
Groep? Nee, ze waren niet zo close met elkaar, een paar van de galerij kende hij alleen maar van naam. Het was vaak even schipperen met de keuken, ze zaten elkaar met koken soms in de weg. Nee, geen ruzie, maar de Mensa was veel gemakkelijker, vond hij. Hij gebruikte een deel van de koelkast, bakte weleens een eitje maar verder niks. Twee jaar terug zou hier een hechtere groep hebben gezeten.
Nou, die Mensa, dat heb ik dan ook maar gedaan, vier vijftig leek betaalbaar… Toch, als je dat voor een maandje optelt…
De Mensa. Tafel in het Latijn. Soms komt een gymnasiumopleiding echt van pas! Dat was mijn eerste kennismaking met De Bastille. Een magisch gebouw, wat een doolhof! Overal trappetjes en gangetjes. Goed uitkijken, alles was open en voor je het wist donderde je in het halfduister naar beneden. Via een ingewikkelde route kwam ik bij de voedseluitgiftebalie. Knipje op de Mensakaart en ik kon opscheppen. Geb(akken) of Gek(ookte) aardappelen, stukje vlees of vis (dat mocht je niet zelf opscheppen) en een kwak groente. Soms een toetje. Eens in de zoveel tijd macaroni of spaghetti. Dan zat de Mensa stampend vol.
De eetzaal was een doolhof van tafeltjes en hoekjes. Soms zag ik groepen aan tafel zitten, meestal staarden eenlingen filosofisch in de verte boven hun dampende borden. Het was goed te eten, alhoewel ik na een jaar Geb en Gek er misschien wel op uitgegeten zou zijn. Uiteraard moest je wel sporten om de calorieën weg te werken.
Avondeten was dus geregeld. Overdag deed ik het met wat brood en beleg dat ik bij Bobby SPAR had gekocht. Gelukkig deed de koelkast op de tweede verdieping het.
Het los-vaste van de bewoners van de galerij sprak me niet zo aan. Vanuit de open dag had ik het idee gekregen dat de units een soort vriendenclubs waren, waarin iedereen deelde in de sfeer. Dat leek me ideaal. Mensen die alleen wilden wonen, hadden de solitairenkamers, maar daar kwam je als eerstejaars toch niet voor in aanmerking. Daarom besloot ik op avontuur te gaan. Ik zocht een groep. In de avond waren er geen verplichte introductie-activiteiten, dus er was ruimte voor een rondtocht.
Een avontuur, dat was het! Eentje waarop ik totaal niet was voorbereid. Hoe zie je dat een groep gezellig is? Gewoon binnenlopen? Best eng, ik ken de mensen toch helemaal niet?
Als ik eenmaal de stap over de drempel had gezet, dan kwamen de vragen. Logisch, de groep wil meer van je weten. Waar kom je vandaan? Wat ga je doen? Wat zijn je hobby’s? Kun je koken of wil je dat leren? Heb je een vriendin? Heel soms iets van: hoe denk je over dit of dat? Dat laatste was diepgang die minder vaak voorkwam. Ook logisch, voor diepgang moet je elkaar beter kennen dan een kort hallo en een monsterende blik.
Veel groepen presenteerden zichzelf op basis van dezelfde vragen die ze jou hadden gesteld: Wij zijn…, wij komen uit zus en zo, wij doen die en die studie. De hobby’s kwamen sporadisch aan de orde. Koken of Mensa was vaak een punt, sommige groepen hadden een schoonmaakrooster, anderen weer niet.
Als de sfeer me aansprak, kwam ik terug. Dan merkte ik dat er meer kapers op de kust waren, andere eerstejaars die je bij de introductie-activiteiten al was tegengekomen. Een goede sfeer binnen een groep werkt blijkbaar als een magneet en dat spreekt zich rond.
Sommige groepen wachtten tot het laatst met de beslissing wie de kamer kreeg. Ik merkte ook dat er lokale autoriteiten waren, soms kwam ik langs maar dan hoorde ik dat die en die er niet was, en die ging erover. Anderen waren veel sneller en veel directer. Jij wordt het niet. Dit en dat zint ons niet aan je. Feedback die eerder de verwarring vergroot dan je op weg helpt.
Naarmate de twee weken introductie verstreken, werden de afwijzingen pijnlijker. Dat heeft alles met de termijn te maken, in die twee weken moest je je plek gevonden hebben. Ik heb het gevoel gekregen alsof ik continu blauwtjes loop.
Ik zucht vermoeid. De afgelopen weken bekruipt me steeds weer de vraag: Wie ben ik eigenlijk? Wat doe ik hier? Wat stel ik voor? Hoe kom ik over? Wat is er mis met me? Hoe vind ik een plek hier? Waar moet ik naartoe als het niet lukt? Een stemming die ik bij meer eerstejaars waarnam. Een soort moedeloosheid. Gerucht ging dat sommigen al gedesillusioneerd vertrokken waren.
Heel soms dacht ik: Zal ik ook maar teruggaan? Nee, die vraag werd een moment van besluitvaardigheid. Met hangende pootjes terug naar huis in Amsterdam? Nooit!
Die somberheid kende ik niet van mezelf. Aan het eind van de avond begon die, als ik weer Blauwtjes gelopen had. Die moeilijke gedachten zeurden door in de nachtelijke uren tot ik vermoeid in slaap viel.
Hoe het overdag ging? Nou, best goed. De introductieactiviteiten van de eerste week waren leuk. De inleidingen op de faculteit waren interessant. Ik kreeg alvast wat dictaten mee. Zag er lastig uit, die formules. Ik ben optimistisch, ik kan het vast wel leren.
Op de eerste avond van de introductie was er een markt van de introductiegroepen in de Vrijhof. Met de complexe en wat drukke muziek van een experimenteel jazzcollectief op de achtergrond kon je uitzoeken met wie je de eerste week de paden op- en de lanen in zou gaan. Ik kwam in gesprek met een meisje dat onderdeel bleek van een groepje idealisten van het macrobiotisch collectief Rozemarijn uit Enschede. Het sprak me aan ook al wist ik niet zeker of dat nou het meisje zelf of haar ideaal was. Ik had dat thuis nog niet zo meegemaakt, dat praktische idealisme. Dat enthousiasme was aanstekelijk. Ik sloot me dus aan.
Zo kwam ik een aantal malen terecht in Enschede aan de Noorderhagen, gelukkig kon ik met iemand op de fiets meerijden, want een eigen fiets heb ik hier nog niet. Ik leerde zuurdesem maken en dito brood bakken en deed een poging om met stokjes te eten. Dat laatste wilde niet zo lukken, overigens. Ik leerde het een en ander over goede voeding zonder meststoffen en bestrijdingsmiddelen en pikte iets op over de filosofie achter harmonie met de aarde en de natuur. Een haast onwennig onderwerp voor een exacte student zoals ik.
In het eerste weekend stond een fietstocht op het programma naar hun collectieve boerderij in de buurtschap Zwolle, vlak voor Winterswijk bij de Duitse grens. Ik was ooit eens op vakantie in Winterswijk geweest. Een aardig stukje peddelen vanaf Enschede. Daarom huurden we fietsen bij het station van Enschede.
Daar trad een probleem op: De verhuurder wilde een borg. Blijkbaar had hij slechte ervaringen opgedaan met verhuren aan studenten. Een paspoort of giropasje was voldoende bovenop honderd gulden borg. Ik was blijkbaar de enige die een giropasje bij me had. Ik waagde het erop en liet het achter, ook al ging dat niet van harte.
Het werd een oefening in vertrouwen.
De fietstocht was prachtig, ik raakte verliefd op het Twentse coulisse landschap en dat van de Achterhoek. Zo anders dan de polder in het Westen waar je kilometers van tevoren kan zien hoe ver je nog tegen de wind in moet fietsen. Het ging achterlangs in de buurt van de grens langs Buurse, Rekken en Zwilbroek, een tochtje van bijna 40 kilometer. Goed, de huurfiets was geen racefiets, maar de conditie had ik wel.
Het boerderijbezoek was erg leuk. Er woonde een soort commune met een voelbare saamhorigheid, een warme deken van samen met zijn allen. 😉 Daar bleek wel dat het meisje bezet was, maar ja, wat gaf het.
Op de terugweg kwam de vertrouwenstest. Een van de deelnemers was er met de fiets vandoor gegaan en niemand wist waar hij naartoe was. Ik kreeg het Spaans benauwd, de verhuurder had mijn giropasje en als die fiets niet terugkwam, zat ik met de kosten. Het was me bang te moede, want zo veel geld had ik helemaal niet. De leiding van de groep had er wel vertrouwen in, en ze beloofden hulp voor het geval dat, maar voor mij was het eerst zien en dan geloven. Dat tekende voor mij de terugreis. Mijn opluchting was huizenhoog toen bleek dat de jongen de fiets al had teruggebracht. Ik was te pessimistisch geweest. Je kunt onbekenden blijkbaar toch wel vertrouwen.
Ik bestudeer mijn horloge. Tijd om op te stappen, Huisvesting is open. Ik slenter de Campuslaan en de Matenweg af richting het centrum van de THT. Huisvesting zit in de Vrijhof.
Ik ben verbaasd over de massale opkomst. Wat een volk, zeg! Mijn inschatting is dat zeker een derde van alle eerstejaars hier samen dromt. Enerzijds stelt me dat gerust. Succesvol hospiteren is blijkbaar een kunst die meer mensen niet verstaan. Aan de andere kant is het deprimerend, is iedereen chronisch ontheemd hier?
Een medewerker legt de handelwijze uit. “Als de groep protesteert, komen jullie samen hier. Dan regelen we het. Een kamer die niet bezet is gemeld kunnen we rücksichtslos toewijzen. Dat weten zij ook. Als we er echt niet uit komen, zoeken we een andere oplossing.”
Ik krijg een gevoel van dreigend conflict. Hoe reageert een groep op een gedwongen keuze? Word je dan met de nek aangekeken of geboycot? Nou ja, die gedachte helpt me ook niet verder. Ik voel wel de spanning op mijn middenrif.
Ik volg de procedure en kies een adres. Matenweg 75-101.
“Waar is dat?” vraag ik een mede eerstejaars. “Ehmm.. Helemaal achteraan bij het bos, geloof ik,” is het antwoord.
Ik was daar niet geweest in de afgelopen weken. Misschien was dat een pre…
Ik teken in en haal de sleutel. Ik neem de gok…