Modern
Het begrip modern is van alle tijden, het begrip betekent volgens de dikke Van Dale immers tot de nieuwere tijd behorend, iets wat je blijft herkennen zolang de klok de seconden ten opzichte van de oudere tijden wegtikt.
Modern wordt door classicisten evenzeer als scheldwoord gebruikt als modernisten dat met klassiek doen. Zo ook in de muziek, uiteraard.
Ikzelf heb weinig ervaring met moderne muziek. Ik speel het zelf eigenlijk nauwelijks, ik ben min of meer in de romantiek blijven hangen, op een paar aarzelende kennismakingen met Etudes van Brouwer en een paar moderne stukjes na. Ik weet niet goed waarom dat zo is.. ;-) Misschien ben ik diep in mijn hart wel een erg conventioneel en vormvast figuur.
Wel kwam ik bij gitaarconcerten regelmatig moderne werken op het programma tegen, die heel prikkelend en verkwikkend werkten. Werken waarbij de subjectieve begrippen mooi of lelijk worden vervangen door impressies van een andere aard.
Een goed voorbeeld was de Sonate Op. 47 die Marcyn Dylla speelde op het Twents Gitaarfestival in Mei 2006.
Ik had wel eerder kennis gemaakt met de muziek van Ginastera, een Argentijnse componist die in 1983 overleed. Heel apart eigenlijk, want die kennismaking stond op het popalbum Brain Salad Surgery van Emerson, Lake en Palmer, onder de naam Toccata. Het was het wildste nummer van de plaat (en dat wil wat zeggen voor het piano-, Hammond- en synthesizergeweld van Keith Emerson), en bevatte de drumsolo van het album met toentertijd nieuwe technische snufjes zoals percussiesynthesizers.
Je kunt Ginastera’s Sonate van meerdere kanten beluisteren. Het is een wervelend display van gitaristisch technisch kunnen op hoog niveau. Toch kun je met die wetenschap alleen geen twintig minuten muziek uitzitten. De kracht van het stuk zat hem ergens anders in.
Het was niet de structuur, want die was voor mij nauwelijks te volgen. Je herkent wel fragmenten in vormen, maar daar hield het mee op.
De power was het palet van emoties dat het stuk liet horen, allemaal met verve door Marcyn Dylla uitgevoerd. Op de een of andere manier pik ik dat bij moderne stukken waarover ik van tevoren geen gedachten heb al snel op: een soort verhaaltje van emoties. Misschien doe je dat onbewust, gewoon om iets onbekends en onverwachts toch een vorm te geven, om het je eigen te maken, een beetje in te kapselen.
Ik vond het stuk niet direct mooi, maar wel in behoorlijke mate indringend. Esthetica volgens voor mij gangbare begrippen lieten zich niet op dit stuk projecteren. Dat maakte het moeilijk (je moet als luisteraar aan het werk), maar ook uitdagend.
Het stuk kende gedeelten van agressie, verwijt en haat, maar ook klankleuren die op vergeving en een moeizaam geuite tederheid duidden. Het verhaal van de nabestaanden van een dode die hen bij leven vreselijke dingen heeft aangedaan, dat werd het ergens in een hoekje van mijn verbeelding. Die strijd van de overlevenden met haat die ze nooit meer echt kunnen projecteren in op dit moment ijdele verwijten, de worsteling om dit te erkennen en eventueel te vergeven.
Is een stuk dat een dergelijk verhaal bij je oproept mooi? Nee, maar het is een duidelijk voorbeeld van kunst die zich aan mooi en lelijk onttrekt, die een heel andere functie heeft: schokken en wakker schudden. Rauwe emotie.
Een modern stuk als luisteraar op deze manier benaderen is trouwens best wel inspannend. Na de pauze volgde er nog meer stukken uit de moderne tijd, die net zo goed gespeeld werden, maar toch geen verhaal losmaakten. Vermoeidheid mijnerzijds, moet ik eerlijk toegeven.
In zo’n situatie is een stukje klassiek met een vaste bekende vorm dan weer heerlijk om even de zinnen weer op een rij te zetten.