Onderhoud en Reparatie
Inmiddels bespeel ik de Merula nu een tijd en ik geniet er iedere dag van. In het begin was het even wennen, vooral met de overmatige krachtsinspanning (de Bernabe vroeg veel meer kracht voor het spelen, vooral op de eerste fret). Gaandeweg wordt zo’n gitaar je eigen.
Wat me regelmatig opvalt is het feit dat de Merula je uitnodigt om te spelen met klank en dynamiek. Legato’s -mijn zwakke punt- gaan zoveel beter op deze gitaar! Zelfs die met de pink.
Toch is ze weleens eigenzinnig. De ene dag nodigt ze je uit om voluit te gaan, de nadere dag reflecteert ze gewoon je stemming. En dan weet je wel wat er gebeurt als je humeur maar zozo is!
Maar feit blijft dat ik met volle teugen geniet van het bespelen van de beste gitaar die ik ooit als eigendom in handen heb gehad!
Bert Kwakkel’s gitaren zijn een klasse apart. Niet alleen in de geweldige klank en de prima speelbaarheid, maar ook in de subtiele bouw. Kracht waar dat nodig is, zijblad en achterblad van stevig Rio palissander. Subtiliteit waar het om het klinken gaat, een flinterdun en jaren oud Fichten bovenblad met een uitgekiend steunbalkensysteem voor stijfheid.
Wat dat betekent? Wel, dat je ontzettend voorzichtig moet zijn!
Het bovenblad is ongelooflijk dun, wat nodig is om alle subtiele trillingen over te brengen. Het is gewoon een natuurwet, de massa en stijfheid van het bovenblad bepalen de frequentiekarakteristiek van de gitaar. Het aloude massa-veer systeem.
Het steunbalkenpatroon zorgt voor de stijfheid van het uiterst lichte bovenblad. En voor het bovenblad geldt hoe meer massa, hoe meer demping en hoe minder fijnzinnig het geluid. De dikte van het bovenblad zit in de orde van millimeters. Het is ongelooflijk dat je dat gezaagd krijgt!
Om het bovenblad alle vrijheid te geven is de laklaag eveneens subtiel. Want ook hier, hoe dikker de laklaag, hoe groter het gewicht dat in trilling moet worden gebracht.
Kortom, voorzichtigheid troef. Ik moest daar eerst ontzettend aan wennen, het per ongeluk uitschieten van een nagel kon al een krasje op de lak veroorzaken (en deed dat dus prompt).
In die context veranderen die kleine slotlipjes in de deksel van een Eastman gitaarkoffer in genadeloze tanden die je lak en in het ergste geval zelfs je bovenblad perforeren als ze de kans krijgen.
Ooit vergat ik met mijn oude Contreras in de haast het deksel van de koffer op slot te doen. Het deksel klapte open en de gitaar viel met het bovenblad op die nare tandjes van het deksel. Verschrikkelijk, het ging dwars door het bovenblad heen! Het was gelukkig te repareren, maar je ziet er nog wel een barst van! Dat blijft je herinneren aan je routine, Check, Check, Double-Check!
Met het besef van de fragiliteit van de Merula en de gedachte aan het voorval met de Contreras ontwikkelde ik al snel een grote behoedzaamheid met het verkeer in en uit de gitaarkoffer. Eerst attributen klaarleggen, Ergoplay en clip-on gitaarstemmer. Dan altijd de arm ertussen, zodat de deksel niet onverhoeds kan dichtklappen. Voorzichtig lopen, alle obstakels vermijden. Geen rare manoeuvres.
Altijd een double-check dat alle slotjes ook echt dicht zitten voordat je de koffer optilt.
Daarbij moet je niet alleen rekening houden met je eigen handelingen, maar ook met die van anderen. Een botsing of even er langs schampen is zo gebeurd, zo merkte ik to mijn verdriet en schande. Eigenlijk voordat je het in de gaten hebt. De gedachte aan een hele groep gitaristen op een nauw toneel met al dat gemanoeuvreer en die zwaaiende halzen met harde koppen maakt me nu al zenuwachtig.
Zoals dat altijd gaat, de eerste kras is het ergste. En dan moet je maar hopen dat het geen barst is.
Goed, genoeg over aanleidingen tot reparatie. Laten we eens naar het onderhoud kijken.
Ik gebruik bij het spelen een Ergoplay met zuignappen. Jammer genoeg gebruikt deze firma bij zijn kniesteunen geen rubberen zuignappen, maar kunststoffen exemplaren. In die kunststof zitten weekmakers die met bepaalde soorten lak kunnen reageren. Met als gevolg kringen die je heel moeilijk weg krijgt of zelfs blijven zitten.
Helaas bleek deze werking bij de Merula ook het geval.
Bert Kwakkel had hier een eenvoudige oplossing voor: stukjes Golpeador. De Golpeador komt uit de flamencowereld, het is een slagplaat waarmee je het bovenblad beschermt. Als je het voorzichtig doet, houdt de vlakke kunststofplaat het met een beetje bij verwarmen ook op het zijblad. De Golpeador heeft lijm op waterbasis die de lak niet aanvreet.
Dus nu heb ik een paar praktisch onzichtbare zuignapbeschermers op het zijblad zitten. Geen kringen meer en probleem opgelost!
Na een goed half jaar werd het tijd voor de check-up bij Bert Kwakkel.
Ik had ondertussen zelf wat eenvoudig onderhoud gedaan, een paar keer nieuwe snaren en poetsen met het polijstmiddel dat ik had meegekregen. De mechanieken zijn onderhoudsvrij, daar mag zelfs geen smeerolie of grafiet aan te pas komen. Geweldig, want dat spul geeft toch op gegeven moment vlekken.
Wat nog niet was gebeurd, was het oliën van de toets. De Merula heeft een toets met een redelijk open structuur ebbenhout, je kunt de fijne nerfjes zien zitten. Het is hout dat voeding en bescherming nodig heeft tegen het zweet van je vingers. En dat doe je met gekookte lijnolie. Denk er om dat je geen koud geslagen lijnolie gebruikt, als je dat doet krijg je de toets nooit meer droog.
Ik maakte in de eerste maand van het jaar een afspraak en reed op een miezerige dag (ja, dat heb je in de winter...) naar Gaanderen.
Bert ging direct aan het werk. Eerst gingen de snaren los om de handen vrij te hebben voor het oliën van de toets. Toen controleerde hij de vlakheid van de fretten met een blokhaak en bracht er een paar kleine correcties op aan met een blokvijl. Daarna vijlde hij de fretten die door het afvijlen aan de bovenkant waren afgeplat allemaal rond met een speciale vijl en polijstte ze weer helemaal glad.
Ondertussen had hij een scherp oog voor allerlei details. De beschadiging veroorzaakt door de aanvaring met een andere gitaar zag hij direct. Ook kon hij aan het hout van de toets zien, dat ik behoorlijk kracht zette in de eerste posities. Ja, dat is een erfenis van de Bernabe, die ik nog niet helemaal van me af kon zetten. Goed dat hij me er bewust van maakte, ik zal mijn inspanning op de eerste frets in de gaten houden.
Toen deed hij voor hoe je de toets met gekookte lijnolie moest invetten. Gekookte lijnolie ruikt als lak. Het is niet heel goed voor je gezondheid, dus de afzuigkap ging even aan.
Toen was het mijn beurt om de toets eens lekker in te oliën met een poetsdoekje. Je zag het hout drinken! Nog een keertje er overheen en daarna er in laten trekken. Goed afvegen binnen vijf minuten als het warm weer is en een minuut of tien als het koud is. Niet té lang wachten, anders wordt de lijnolie stroperig. Na het afvegen (de ophoping bij de fretjes niet vergeten) zag de toets er weer uit als nieuw. De snaren konden er weer op.
Toen dat klaar was, besloot Bert iets aan de beschadiging te doen. Met de nauwkeurigheid en toewijding van een bekwaam chirurg bracht hij het ingedeukte hout weer in zijn oorspronkelijke vorm met wat water en -je gelooft het niet- een soldeerbout! Het kokende water trok het hout als het ware weer omhoog.
Toen kwam het lakken en drogen en waar nodig ook het hout weer koelen met een sponsje als het door het drogen te warm dreigde te worden. Na een aantal laagjes was het hout weer dicht. Nu moet de lak eerst uitharden, later zal hij het polijsten als ik een keer met de gitaar in de buurt ben.
Ik stond erbij en keek ernaar. In bewondering. Bert Kwakkel benadert zijn gitaren niet alleen met de jarenlange ervaring van een vakman die zijn stiel beheerst. Hij bejegent zijn instrumenten ook met liefde, zoals een ouder zijn of haar kind koestert, met een wonderlijk soort tederheid. De gitaren, dat zijn op dat moment zijn kinderen..
Ik begon me haast een beetje schuldig te voelen, dat die kras er bij mij was opgekomen, dat ik niet voorzichtig genoeg geweest was. Ik was dan ook heel blij dat Bert het probleem gewoon aanpakte, zoals hij deed.
Als je iemand zo met zijn vak bezig ziet en er zo in ziet opgaan, dan benijd ik hem haast een beetje. Dat heeft te maken met het feit dat ik in de techniek -ik werk in die branche als technisch auteur- mensen steeds verder ontkoppeld zie raken van waarmee ze bezig zijn. Ze maken niet langer iets, ze zijn onderdeel van een proces waarbij het eindresultaat veel minder zichtbaar is. Object oriented, Middleware, User Programmable, First Time Right.
Ik schreef vroeger -een paar jaar geleden- technische boeken, hele handleidingen. Nu schrijf ik alleen nog maar modules die tot in eeuwigheid hergebruikt moeten kunnen worden in wat voor abstracte omgeving dan ook. Alles gaat een publiceermachine in om er in diverse vormen uit te rollen. Vroeg of laat zal ik het eindresultaat niet eens meer zien, dan schrijf ik geen boeken meer, dan produceer ik alleen informatie in de vorm van halffabricaten. Objecten in plaats van subjecten. Je raakt ontkoppeld, vervreemd van de materie waar het over gaat... Een gevoel waar ik weleens nachtmerries van krijg.
Maar als ik dan de gitaarbouwer zo met zijn instrumenten bezig zie, dan krijg ik toch weer een beetje hoop dat het subject het object uiteindelijk kan overwinnen.
En de merel (Merula) schudt haar veren en zingt weer met me mee!