Idolen
Volgens de oude trouwe Van Dale betekent het woord idool “afgodsbeeld” of “aanbeden figuur”. Met deze twee betekenissen houdt het woord een waarschuwing in, een aanbeden figuur kan licht een afgod worden. Zo gek heb ik het nooit gemaakt, ik heb wel bewondering voor een aantal mensen, maar ik ga niet op de knieën.
De populaire muziek kent legio idolen. Kijk maar eens naar de reacties tijdens popconcerten, of als een populaire band een rijtoer maakt door de stad. Mensen vallen zelfs flauw.
Ikzelf ben niet zo enthousiast dat ik compleet uit mijn dak ga voor een ster, maar nogmaals, grote bewondering voelen kan ik wel, of een gevoel van uitgelatenheid ervaren, waardoor ik ontzettend zin krijg om een gitaar te pakken.
Grote voorbeelden voor de gitaar heb ik van het begin af aan gehad, vanaf het eerste moment dat ik me met de klassieke gitaar bezighield.
In die zin was John Williams mijn eerste idool. Bij de plaatselijke platenzaak waren zijn Luitsuites van Bach in de aanbieding in de CBS uitgave uit de 70er jaren. Ik kocht de plaat en werd enthousiast voor zijn speelstijl en voor de muziek van Bach op de gitaar. Vele jaren later moet ik zeggen dat John Williams’ spel van die tijd bijna karig afsteekt bij wat hij nu doet. Zijn leeftijd, levenswijsheid en een geweldig instrument -de bekende Smallman- brengen een rijpheid en volwassenheid in zijn spel, die je op die eerste Bachopnamen niet hoorde. Zijn CD met muziek van Barrios Mangore is daarvan een geweldig voorbeeld.
Ik heb Williams éénmaal live horen spelen. Helaas was dat een tegenvaller, in de Grote Zaal van het Concertgebouw moet je versterken, en de manier waarop dat gebeurde kwam helaas de klank en de zeggingskracht van de muziek niet ten goede.
Het gitaarduo John Williams/Julian Bream bewonderde ik ook. Ik kende de Together platen en de Live LP, die voor mij een goed voorbeeld vormden van duospel.
Het solospel van Julian Bream op gitaar boeide me niet zo heel erg, maar wat hij op Renaissance luit deed sprak me weer wel aan. Ik herinner me nog de LP The Woods so Wild, met die prachtige fantasias van Francesco da Milano en de bekende thema’s uit de Engelse luitmuziek.
Er zijn meer gitaristen die ik waardeer en bewonder. Meestal gebeurt dat bij mij pas goed als ik ze live heb zien spelen.
David Russell is een gitarist, waar ik graag naar luister. Zijn CDs van de muziek van Francisco Tarrega zijn subliem en live weet hij zich overtuigend te presenteren. Het gemak waarmee hij door die duvels moeilijke Tarrega-stukken dartelt en iedere versiering goed treft, laat me bijna van de stoel vallen van verbazing.
Manuel Barrueco is op het toneel even nauwkeurig en doordacht als op zijn platen. Alles is zo goed afgewerkt, dat het soms bijna eng is.
Het concert van Sharon Isbin had echt humor. Ze kwam op in een prachtige lange jurk, dat zeker, maar wel eentje die totaal onpractisch is bij gitaarspelen. En toen ze een aankondiging van een toegift deed, was ik compleet verrast, want haar stem was zo anders dan ik had verwacht. Een echte originele intonatie van John Wayne. Zoals ze speelt op de plaat Dreams of a World met allerlei volksliedbewerkingen, dat geeft met kippevel van verrukking.
De meest indringende ervaring die het dichts bij idolendom komt, had ik echter bij een optreden van de gebroeders Assad. Toen zij speelden, ontstond er chemie, een duidelijk merkbaar contact tussen publiek, spelers en de muziek dat ik nog bij geen enkel concert had meegemaakt. Die verrukkelijke swing!
Idolen zijn prettig als richtpunt voor je eigen spel. Maar je moet het niet overdrijven. Mijn gitaarleraar Ed Westerik waarschuwde steeds tegen al te enthousiast navolgen of imiteren.
“Met een John Williams imitatie”, zo zei hij, “voeg je niets meer toe aan de wereld. Je eigen interpretatie doet dat wel!”
Kortom, speel je eigen spel en laat je idool geen afgod worden!