Snoes

Snoes

Na het overlijden van onze poes Kimmy was het een tijd stil in huis. Veel te stil vonden de dames, dus na een periode van rouw was er plaats voor een nieuwe poes.

Een plek bij uitstek om een huisdier te verkrijgen is het dierenasiel. Daar barst het van de dieren die graag een nieuw huis en baasje zouden willen hebben, althans dat denken wij dan in onze menselijke hoogmoed.

Er zitten heel wat huisdieren in het asiel, tegenwoordig meer bekend als dierenopvangcentrum. In deze tijd van immigratieproblemen is het woord asiel een beetje beladen geraakt, zeker als je asiel zoekt.

Dieren zijn op straat gevonden, onder moeilijke omstandigheden gered, of tegen betaling gebracht door mensen die een huisdier niet meer willen of kunnen houden. Bijna iedere grote plaats heeft wel een dierenopvangcentrum, zo ook mijn eigen woonplaats.

De dames hadden zich goed voorbereid, het dierenopvangcentrum heeft een website met foto’s en beschrijvingen van dieren die een sympathiek baasje met comfortabel huis zoeken. Een foto en een verhaaltje geven weliswaar een indruk, maar de echte klik komt natuurlijk pas bij visueel en lijfelijk contact.

Zodoende gingen Erna, Daniëlle en ik op een zaterdag begin December naar het asiel om te kijken. In de kattenafdeling was het een drukte van belang. Misschien heeft het met het seizoen te maken, maar het was er gewoon mudjevol. Het was er hectisch, maar over het algemeen leefden de poezen en katers vreedzaam samen.

We liepen allerlei poezen langs en het meisje van het asiel vertelde er een verhaal bij. Leuk om te zien dat zij ze bijna allemaal van naam kende.

Ze waren er jong en oud, een enkele zelfs heel oud. Maar ja, na het verlies van Kimmy wilden we niet het risico lopen om op korte termijn met een heel oude poes weer zoiets mee te maken. Heel jong wilden we ze echter ook niet. Op zich apart, want een jonge poes kun je veel leren en die wennen gauwer aan je. Jonge katten zijn in het algemeen ook het eerste weg.

We liepen een paar rondjes door de kattenkamers en keken welke poes we leuk vonden en of we contact kregen. Ik vond het moeilijk kiezen, en de dames ook. Eigenlijk dachten we erover om maar weer naar huis te gaan.

Op gegeven moment gebeurde er iets aparts. Een poes kroop tevoorschijn uit een verdekt hoekje, sprong op een krukje en liet zich aaien. Het was een slank lapjeskatje. Ik ging in op het contact en tot mijn plezier begon het beestje kopjes te geven en te snuffelen.

"Dat is een heel schuw beest" merkte het meisje van het asiel op, "de vorige eigenaar kon er niet meer voor zorgen."

Schuw of niet, de kat wekte sympathie bij mij op, en later ook bij de dames. Ze had een mooi lapjespatroon en een sprekend snoetje. Bij navraag bleek ze zes jaar oud, een dame van middelbare leeftijd dus. Dat hielp mee om de keus te maken, de dames vonden dat je een oudere poes ook een kans moest geven omdat de meeste mensen een jonkie wilden.

Zodoende kozen we de schuwe lapjeskat. Na een paar dagen konden we haar ophalen. Ze heette oorspronkelijk Marla, maar dat vonden we geen geschikte naam voor haar. Na enige tijd noemden we haar Snoes. Niet meer en niet minder!

Toen de reismand bij ons thuis voor het eerst openging sprintte ze direct weg en verstopte ze zich onder de bank. Ze zou beslist een tijdje moeten wennen. We zetten eten en water in de keuken en wachtten af. Gelukkig, na de eerste nacht had ze het eten gevonden en bleek ze ook de werking van de kattenbak te begrijpen.

Daarna begon ze heel behoedzaam het territorium te verkennen. In eerste instantie lieten we haar beneden, het hele huis was nog net iets te groot. Gaandeweg zetten we steeds meer deuren open, zodat ze alle hoeken en gaten van het huis kon bekijken.

Langzaam werd ze wat toeschietelijker, zolang je maar niet aan haar kwam. Ze bleef wel schrikkerig. Als je op haar toeliep of een onverwachte beweging maakte, stoof ze er vandoor alsof je het grootste gevaar van de wereld was.

Jammer genoeg weten we niet wat er in haar vorige verblijfplaats is voorgevallen. Ze was een kat met een verleden, dat was duidelijk. Alleen met geduld kon je iets bereiken.

Het hing ervan af hoe je tegenover haar stond. Als we rechtop stonden, kwamen we blijkbaar bedreigend over. Als we zaten, kwam ze al iets dichterbij. Als we in bed lagen, sprong ze soms weleens op bed en onderzocht ze de zaak.

Toch kwam ze steeds dichterbij. Van onder de bank naar een mandje op een plank in de kast. Van het besloten mandje naar de bank, zo ver mogelijk van je vandaan. En uiteindelijk vanaf die plek naar het kussen vlak naast je. En op die plaats accepteerde ze uiteindelijk aaien met één hand. Nee, nog niet met twee handen, dan werd ze bang en stoof ze er vandoor.

Ze kwam wel graag ’s nachts tegen je aan liggen op bed. Ze was gek op holletjes, ze ging bij voorkeur strak in je knieholtes liggen, of tegen je buik, zo strak zelfs dat je geen ruimte had om je om te draaien. Dat was weleens lastig, maar op gegeven moment hadden we zelf voldoende assertiviteit om Snoes opzij te schuiven. Dan miauwde ze even en zocht een andere plek op.

De maanden gingen voorbij en het ging steeds beter. Snoes bleek net zoals Kimmie gevoelig voor Erna’s kristallen pendel en ze kwam er graag bij zitten voor een beetje balanceren. Daarbij bleek ze een grote liefhebberij te hebben: borstelen! Daar kon je haar voor wakker maken. Eerst met de ruwe borstel op haar rug en flanken. Dan met de zachtere borstel over haar rug, pootjes en kop. Eerst accepteerde ze het zwijgend, maar na een paar maanden wennen beloonde ze je met luid spinnen en kopjes, zo lekker vond ze het.

Ze liet hoe langer hoe meer toenadering toe, maar hield altijd een slag om haar pootje, compleet vasthouden en optillen was er niet bij. Ze wilde altijd een ontsnappingsweg hebben. Wel, die lieten we haar uiteraard.

Ondertussen bleek ze een stukje vocaler dat Kimmie was. Met miauwen in diverse toonaarden reageerde ze op ons, soms zelfs in een soort dialoog.

Na de winter ontdekte Smoes de tuin. Binnen de kortste keren was het haar domein. Hier ging ze op inspectie, zat ze soms in het zonnetje en deed waar ze behoefte aan had. Die plek verdedigde ze ook tegen andere katten die weleens over de schutting klommen.

Toen onze nieuwe schutting eenmaal klaar was waagden we nog een stap. Snoes had al eens nieuwsgierig zitten te kijken naar de poort en de grote wijde wereld die daar achter zat. Bij de vorige schutting kon ze niet onder de deur door, maar met de nieuwe constructie zou dat wel lukken.

Eerst legden we maar een lat neer om de spleet wat kleiner te maken. Maar ja, zo’n struikelblok was wel erg onpraktisch. Dus haalden we de lat weg en roetsj, daar ging Snoes! Het was wel spannend, vonden we, maar we deden daarna de deur soms even open zodat ze een wandelingetje in de buurt kon maken. Lang duurde dat nooit, ze kwam altijd op een holletje weer terug, soms helemaal uit zichzelf en soms als je dacht van "Waar zou ze zitten?" Het leek haast wel telepathie.

Ze mocht van ons alleen overdag naar buiten, als het donker was, hielden we haar binnen. Dat waardeerde ze niet altijd, het kwam nog weleens voor dat ze verontwaardigd miauwend voor de achterdeur stond. Maar ja, soms moet je voet bij stuk houden...

En zo werd Snoes een lieve huisgenote met heel eigen gewoontes. Ze was gek op koffiedrinken. Ieder keer als we gingen zitten kwam madam met grote vraagogen naderbij: "En wat krijg ik?" Brokjes in allerlei varianten konden haar dan plezieren. Ze was trouwens een echte brokjeskat, voor vleesmaaltijden trok ze min of meer haar neus op.

Speelgoed was zeker aan haar besteed. Ze was gek op Catnips, kleine zakjes met een soort gras er in. Ze kon er gelukzalig mee over de grond liggen rollen.

Mediteren deed ze ook. Het was een apart gezicht toen we haar voor het eerst op haar rug op de grond zagen liggen, met de voorpootjes en achterpootjes gevouwen en de staart in een nette krul. Op gegeven moment merkten we dat ze dat deed als ze tevreden was. Kattenyoga!

De toenadering ging inmiddels steeds beter. Als Erna een dekentje op schoot legde, kwam ze daar lekker op liggen en op het laatst lukte het zelfs een keer zonder dekentje. Wie weet wat het nog had kunnen worden.

Alleen werd dat niet wat.

Op een kwade zaterdag in Februari ging Snoes even buiten de poort en strompelde een paar minuten later compleet in shock zwaargewond weer binnen. Ze had bloed aan de bek en de lappen hingen erbij.

Wat een schrik! Het zag er vreselijk uit, maar je hebt geen idee hoe dat komt. We dachten eerst aan een aanrijding, dat gebeurt wel vaker in de buurt. We belden snel de dierenarts en konden gelukkig direct terecht.

Bij dierenarts Coen bleek de schade: tanden afgebroken in een gevecht, borstbeen verbrijzeld, een stel ribben gebroken, buikwand zwaar doorgebeten. Op zich dodelijke verwondingen, zeker als er infectie bij komt. Toch besloten we in overleg haar een kans te geven. Als ze rustig bleef kon ze misschien nog genoeg herstellen voor een operatie van de buikwonden, want die waren het meest gevaarlijk. Ze zou een tijd -zeker een paar weken- in een bench moeten blijven, en antibiotica en morfine moesten bij het helen en het rusten helpen.

De toedracht werd daar ook echt duidelijk, ze was gepakt door een grote hond. Blijkbaar was het dier door iemand (zijn baas?) gestoord, want anders had Snoes het naar huis niet eens gehaald. Dat was wel een heel schrale troost, want de onzekerheid van een verdwijning is erger. Dat kun je wel zien aan de briefjes die mensen soms in de buurt ophangen in de hoop hun verdwenen huisdier te traceren.

Snoes’ toestand was te erg om haar weer mee naar huis te nemen. Net zoals bij Kimmie kweet dierenarts Coen zich weer prima van zijn taak om Snoes te verzorgen. Helaas mocht dat niet baten, na een korte opleving overleed Snoes twee dagen later.

Ja, en daar sta je dan weer met een verlies. Snoes was in de tijd dat ze bij ons was toch een dierbare huisgenote geworden. Je blijft achter met de schrale troost dat ze in die tijd een goed leven bij ons gehad heeft.

Ook deze keer hebben we een crematie geregeld, het idee van een vernietigingsbedrijf spreekt ons niet aan. Er was nu wel een verschil met Kimmy, we besloten Snoes zelf weg te brengen in plaats van haar bij de dierenarts te laten en die het te laten doen.

Op dezelfde dag dat ze stierf, hebben we voor Snoes een afspraak gemaakt bij de Breborg, het dierencrematorium in de buurt. We konden afscheid nemen in een mooie rustige ruimte. Gek idee, we mochten haar nooit oppakken. En nu het eindelijk eens kon, was dat opeens voor de laatste keer... van bench naar de kartonnen doos die als doodskist diende.

Veel mensen maken een gedachtenisplekje in huis na het afscheid van geliefden. Dat hebben we in dit geval ook gedaan, een paar mooie foto’s van onze katten staan op dezelfde plank als de oude familiefoto’s. Dat is eigenlijk het idee van een huiskapelletje, zonder uiteraard in verering te vervallen.

Het hele gebeuren liet in eerste instantie een naar gevoel achter. Het is niet alleen het feit, dat je je huisdier kwijt bent. Het is ook het idee, dat iemand zijn hond niet voldoende onder controle had en daar niet rond voor uitkomt.

Je kijkt opeens anders rond in de buurt. Iedere hond die je met of zonder baas ziet lopen is verdacht. Zou deze...?

We hadden een vermoeden... Verderop in de buurt woont een gezin met een grote hond die tot voor kort altijd losliep. Een paar dagen na Snoes’ dood liep diezelfde hond opeens strak aangelijnd met een koker om zijn kop, het beest was zo te zien gewond geraakt. Hoe zou dat nou komen? Door een kat die haar tanden stuk beet in een strijd op leven en dood misschien?

Ja, en dan ligt een combinatie van observaties voor de hand.

We hebben een tijd met dat nare gevoel rondgelopen en er ook mee geworsteld. Het is niet leuk om onwillekeurig zo tegen mensen aan te kijken, want het verduistert je blik op de wereld. Het werpt een schaduw van wantrouwen en cynisme.

We krijgen Snoes er niet mee terug, dat is zeker, dat is gebeurd en niet meer terug te draaien. Dus wat is dan de zin van die gedachten dan? Wraaklust?

Ik had van tevoren niet gedacht dat ik op deze manier zou reageren. Dat heeft Snoes niet verdiend, dat haar nagedachtenis zo’n bijsmaak krijgt. Tot die slotsom kwamen Erna en ik ook bij het lezen van de eerste versie van dit stukje.

De hond kon er weinig aan doen, die volgt zijn instinct. De Natuur kent geen goed en kwaad, dat zagen we vroeger in de natuurboeken bij de plaatjes van elkaar verslindende dieren, dat zie je ook bij het geweld van rampen zoals de aardbeving en de Tsunami in Japan.

Ik hoop dat de eigenaars van de hond hieruit een les hebben geleerd. Ze hebben zelf ook huisdieren en ze weten wat je voelt als je een geliefd huisdier verliest. Het zou mij niets lijken om met een gevoel rond te blijven lopen dat je zoiets ook veroorzaakt hebt bij een ander zonder het te kunnen verzoenen.

Mijn les is dat wraaklust een tweesnijdend zwaard is. De scherpe kant zit ook aan het handvat. Ik hoop dat ik dat zwaard kan laten vallen...