Tijdens het leven van Johann Kaspar Mertz (1806 – 1856) ontwikkelde de Oostenrijkse plaats Ischl, later Bad Ischl -vanouds een centrum van de Oostenrijkse zoutwinning- zich tot kuuroord. In 1823 werd het geneeskrachtige bad geopend, in 1828 werd het eerste hotel voor kuurgasten geopend. De populariteit van het kuuroord steeg zodanig dat Kaiser Franz Joseph I (1830 – 1916) er zijn zomerresidentie vestigde. Dit trok uiteraard de Weens elite met zich mee in de zomermaanden.
Mertz zal ongetwijfeld in zijn Weense tijd, zo rond 1850 dit kuuroord hebben bezocht en er wellicht ook concerten hebben gegeven. Hij componeerde in ieder geval een werk getiteld Erinnerungen an Ischl, een setje van zes Ländler, waaruit bleek dat hij gevoel had voor de nationale trots van de Weens elite.
Een Ländler is een volksdans uit Oostenrijk die populair werd in het begin van de negentiende eeuw. Deze dansen, vaak in driekwartsmaat, hadden meestal een lichthartig tempo. Als je ze hoort, hoor je de zither als spelen, met uiteraard wat gejodel op de achtergrond.
Erinnerungen an Ischl omvat zes Ländler. Door het tempo dat ze moeten hebben vragen ze wat oefening om de gang en de schwung erin te krijgen. Het is de moeite waard, want het is dankbare muziek.