Het schrijven an sich speelt in mijn bestaan al lange jaren een rol van betekenis. Daarom is een korte inleiding op zijn plaats. Nou ja, kort, voor een website is ie aardig lang. Dan maar scrollen, dus.
Voordat ik actief met schrijven begon, behoudens een paar opstellen die je als leerling van lager en middelbaar onderwijs moet schrijven, bracht ik veel tijd door met lezen. Ik herinner me niet alleen vereenvoudigde versies van klassiekers als Robinson Crusoë, Gulliver’s Reizen, de Laatste der Mohicanen, Ben Hur en Quo Vadis, maar ook verhalenbundels zoals de Toverlantaarnserie, waarin een aantal dramatische gebeurtenissen uit de geschiedenis werden omschreven, zoals de ondergang van Pompeï en Herculaneum of het debâcle rond het luchtschip Italia op de Noordpool in het begin van de 20ste eeuw.
Tegen de tijd dat ik naar het Gymnasium ging, kwamen daar de Griekse en Romeinse Mythologie bij. Ik vatte een verwoede belangstelling op voor de mythen van de mensheid, het magische en bovennatuurlijke boeide me buitengewoon, een wondere wereld die zich ver van het strakke en strenge rationalisme van mijn huiselijke religieuze achtergrond bevond en goden toonden die welhaast mensen waren.
Een belangrijk boek dat ik las voordat ik begon te schrijven, was In de Ban van de Ring. Toen mijn vader deze trilogie in de zeventiger jaren aanschafte, was de Tolkien hype al een tijdje bezig, zij het op beperkte schaal, de merchandising ging nog niet zo ver als tegenwoordig. Ik vond het toentertijd een moeilijk boek, waarvoor ik de nodige lange adem nodig had om het uit te lezen. De mythologische elementen en de rol van tovenaars zoals Gandalf en Saruman, bleven me echter bij.
Ik begon mijn schrijven met een dagboek toen ik zeventien was. Een stukgelopen verkering en problemen in de familie vormden de aanleiding om -eerst op schutterige wijze, weliswaar – mijn gevoelens aan het papier toe te vertrouwen.
Oefening baart kunst en ik schreef wat meer dan een dagboek alleen. Tijdens mijn vervolgstudie na de middelbare school schreef ik voornamelijk fragmenten en korte verhalen, die ik in een schrift met hardkartonnen kaft optekende en die vaak over verwikkelingen rond min of meer geslaagde en daarop regelmatig falende relaties gingen (’t blijft nu eenmaal een meeslepend onderwerp!) Ik neigde toen sterk naar het magisch realisme, zoals je dat in de boeken van Hubert Lampo tegenkomt, en naar de sfeer uit de middeleeuwse Arthurromans.
Het hard gekafte schrift is jammer genoeg in de hartstocht verloren gegaan (achteraf erg jammer, maar ja, dat is passie), maar een verhaal voor Els, een van mijn (ver)liefdes –Janny (In a Mist)-, dat ik eens als verhaalvoorbeeld in een brief aan mijn vrouw Erna schreef, overleefde het en haalde zelfs nog -enigszins ingekort, het mocht slechts 600 woorden omvatten en ik leverde er 748- de krant in een kerstbijlage. Grappige speling van het lot. Dit was mijn eerste openbare publicatie, dat wel.
Ik slaagde er in die tijd echter niet in om een compleet verhaal te schrijven waarmee je een boek kon vullen. Dat heeft voor een deel met perfectionisme te maken, ik had een gruwelijke hekel aan fout lopende zinnen en was geneigd om alles dat niet goed was met Tippex uit te kliederen, waardoor ik weer tegen mijn aversie tegen rommelige concepten aanliep. Zodoende raakte ik redelijk snel de motivatie kwijt om door te pakken.
Ik had daarbij ook nog een grote “concurrente” voor de schrijverspen: de klassieke gitaar, die de jaren erna de meeste effort op cultureel gebied opsoupeerde. Het schrijven raakte zodoende -op wat gelegenheidsschrijven na- buiten beeld.
In de jaren na mijn studie las ik Tolkien opnieuw. Het was een prettig weerzien met de weidse landschappen en diepzinnige mythologieën van Midden-Aarde. De Hobbit, De Ban van de Ring, De Silmarillion, ik las ze in één adem uit. Ze waren een groot voorbeeld, maar ook een frustrerend voorbeeld van diepgang en complexe taalvoering. Ondanks mijn wens om ooit ook eens zo’n verhaal te schrijven, schrokken de omvang en de daarbij behorende aanvallen van correctiedrang mij af.
Toen las ik de Aardzee trilogie van Ursula LeGuin. Dit verhaal rond de belevenissen van Ged de Magus was een openbaring voor me. Dit was een taal die ik verstond, dit was een taal die ik zelf zou kunnen schrijven. Hierdoor kreeg ik stilaan het vertrouwen dat het me ooit zou lukken.
Andere schrijvers deden mee in het spel. Jack Vance, en Wim Gijsen en Peter Schaap -twee van de weinige Nederlandse vertegenwoordigers van het genre- hebben me beïnvloed. Later is daar nog Marion Bradley met haar Keltische sferen bijgekomen. En nog vele anderen zoals Tad Williams met zijn Sterrenzwaardcyclus en Robert Jordan met de Rad des Tijds boeken (ook al moet ik zeggen dat de gigantische omvang van deze serie me nu begint te vervelen) en de verhalen van Tracy Hickman en Margaret Weiss. Te veel om op te noemen.
In 1990 deed de computer zijn intrede in mijn bestaan. Van een bescheiden winstje van personeelsaandelen kocht ik een Amiga 500, een computer die destijds bekend stond als hét platform voor geluid, graphics en spelletjes. Bij die computer tikte ik een oude versie van WordPerfect op de kop.
De computer als schrijfgereedschap was een openbaring voor me. Ik kon nu corrigeren wat ik niet goed vond zonder flesjes Tippex, zonder volgeplakte blaadjes en rommelige concepten. Ik kon alles opslaan en zelfs een tweede versie beginnen als ik zin had.
Op de Amiga speelde ik fantasy role playing games zoals Dungeon Master, The Legend of Faerghail en Amberstar. Toen ik iets las over ‘pen and pencil’ rollenspel, besloot ik een scenario te schrijven op basis van het “Das Schwarze Auge” regelsysteem. Hiermee werd de wereld Caethlya geboren, de achtergrond voor de meesten van mijn verhalen: de Caethlyaanse Legenden. Het bleek een zeer geschikte wereld voor vele uren rollenspel met een paar goede vrienden. Ik heb op deze website ook wat informatie over dit rollenspel opgenomen.
Mijn allereerste verhaal van meer dan honderd pagina’s –Zippo de Mythecantor– voltooide ik op de Amiga. Daarna schafte ik een PC aan en vervolgde mijn amateurschrijversloopbaan.
Op deze website vind je een aantal fragmenten van Caethlyaanse legenden en andere verhalen, samen met achtergrondinformatie.
Het was niet allemaal Fantasy dat de klok sloeg. Wat ik ook regelmatig schreef waren gelegenheidsverhaaltjes voor huwelijken en jubilea van bijvoorbeeld collega’s. Vaak waren ze persiflages op eigenaardigheden van de betreffende collega.
Een van mijn boeken –De Zang van de Zonnewende– is uitgegeven bij Sigmapress.
Zoals dat vaak gaat, na succes komt er een zwart gat. Het schrijven raakte een beetje op de achtergrond en ik deed meer aan gitaarspelen en het schrijfwerk voor de festivals met als resultaat het boek Feast on Six Strings, Five Years of Guitar Festival Nordhorn.
Gelukkig had ik op het Gitaarfestival Nordhorn 2016 een ontmoeting met een mede-schrijfster waardoor het schrijven weer op gang kwam, maar nu in de korte verhalen sfeer.