Biografie
Johann Kaspar Mertz werd in 1806 geboren in Pressburg, in het toenmalige Bohemen. Zijn ouders waren zo arm, dat hij reeds als twaalfjarige gitaar- en fluit les gaf om de kost te verdienen. In 1840 vertrok hij naar Wenen om een concert carrière op te bouwen. Hij maakte verscheidene tournees, tot zelfs diep in Rusland toe, eerst alleen en later met zijn vrouw Josephine Plantin. Die tournees waren een hele prestatie met de slechte wegen en de hobbelende postkoetsen uit die tijd. In 1856 overleed hij in Wenen na een zware ziekte.
Mertz was zowel een bekend gitarist als een productief componist (meer dan honderd werken voor de gitaar). Zijn muziek zou je laat klassiek tot vroeg-romantisch kunnen noemen.
Zijn vrouw Josephine Plantin was een concertpianiste. Dat kan een verklaring zijn dat in zijn werk veel pianistische constructies voorkomen die je ook bij de Romantische componisten zoals Chopin en Schumann tegenkomt.
In het laatste deel van zijn leven was Mertz regelmatig op toernee met zijn gitaar. Tijdens een van de concerten ontmoette hij de Russische officier Nicolai Petrovich Makaroff, die een van zijn grote bewonderaars werd en de kwaliteiten van Mertz uitgebreid beschreef in zijn memoires.
Makaroff deed een poging om de gitaar die aan een teruglopende belangstelling leed weer onder de aandacht van het publiek te brengen. Hij organiseerde een internationaal gitaarconcours. Mertz won de prijs maar stierf in 1856 voordat hij deze in ontvangst kon nemen. Het geld ging naar zijn weduwe, die wel wat geld kon gebruiken, uitkeringen voor weduwen bestonden toen immers nog niet.
Muziek
Vaterlands Blüthen Op. 1
Dit vroege werk van Mertz kenmerkt zich door bondigheid. Desalniettemin zit er al duidelijk de sfeer van zijn latere werken in. Het is een klein bundeltje, slechts vijf stukken staan erin. Technisch zijn ze niet gek moeilijk, en het is een leuk stel om ze compleet te spelen.
Nachtviolen Op. 2
Dit is een stuk uit het bundeltje Nachtviolen (Estikek in het Hongaars). De Nachtviolen staan geregistreerd als Opus 2. Nachtviolen staan ook bekend als Damastbloem, die vaak in het wild op beschutte plekjes bloeien. De titel Nachtviole komt in de muziek voor, onder andere bij Franz Schubert die ze als liefdesliederen schreef.
Deze bundel is opgedragen aan een jongedame Marie Dunst von Adelshelm, wellicht een dochter van een opdrachtgever. De naam Dunst von Adelshelm is voornamelijk bekend in negentiende -eeuwse militaire kringen.
Zwey Mazurkas und Polonaisen Op. 3
Zwey Polonaisen und Mazurka Op. 3 is opgedragen aan Carl Kletwieg, ogenschijnlijk een vriend van Mertz.
Drei Nocturnes Op. 4
In de tijd van Johann Kaspar Mertz leefde ook Chopin. Mertz zal zeker via zijn vrouw Josephine -die een pianiste was- iets van de schoonheid van Chopin’s nocturnes hebben meegekregen. In zijn eigen nocturnes probeert Mertz iets van die sfeer te vangen.
Cyanen Op. 5
Net zoals de Nachtviolen, zijn ook de Cyanen bloemen. Mertz schreef dit Opus 5 ook als vervolg op de Nachtviolen, getuige de titel Cyanen als Folge der Nachtviolen. Cyanen staan ook wel bekend als Korenbloemen. Het is een klein bundeltje, slechts drie stukken staan erin. Technisch zijn ze niet gek moeilijk, en het is een leuk stel om ze compleet te spelen.
Diverse Stukken
Hier vind je Romanza, Abendlied en Tarantella uit Bardenklänge Op. 13, Erinnerungen an Ischl, 6 Ländler Op. 12, Steyrer Originaltänze Op. 33, Ständchen uit 6 Schubertse Lieder en Übungsstücke uit Schule für die Gitarre.
Kukuk oder Musikalische Rundschau
Een van Mertz’ curieze werken is de verzameling Kukuk, Musikalische Rundschau, een bloemlezing van 136 stukken. Hierin toont Mertz zich als een soort Cees Hartog met arrangementen van de negentiende -eeuwse popmuziek, opera, volksdansen en volksliederen.
Vooral de opera had in die tijd hit potenties, mensen floten de aria’s op straat en kochten arrangementen en potpourri’s om werken van bijvoorbeeld Rossini, Bellini en Verdi thuis te kunnen spelen. De Musikalische Rundschau bevat een stuk of 35 relatief(!!) eenvoudige arrangementen van opera melodieën voor gitaar.