Romantiek Diversen (Solo)

Op deze pagina vind je een bonte verzameling componisten uit de Romantiek. Er is biografisch het een en ander te vertellen over de heren, dat vind je op deze pagina. Daarna volgt de muziek.

Ben je ongeduldig of gretig? Dan direct naar de Muziek!

Biografieën

Luigi Mozzani

Luigi Mozzani (1869-1943) was afkomstig uit de streek Romagna in Italië. Ondanks het feit dat hij al jong liefde opvatte voor de gitaar, studeerde hij toch Hobo, omdat hij met dat instrument als musicus werk kon vinden. Als hoboïst kwam hij in contact met de Parijse gitaarwereld aan het begin van de twintigste eeuw, waardoor zijn liefde weer opbloeide en hij zich toelegde op gitaar spelen en gitaren bouwen.

Aan het einde van zijn leven stichtte hij een school voor gitaarbouwers in zijn geboortestreek. Deze hield het vol tot 1947, waarna alle rechten en ontwerpen werden doorverkocht aan een Italiaanse muziekinstrumentenfabriek.

Auguste Zurfluh

Auguste Zurfluh (1871 – 1941) leefde aan het begin van de twintigste eeuw, was gitarist bij de Opera-Comique in Parijs en stichtte een muziekuitgeverij –Editions Zurfluh– die nog steeds bestaat.

Antonio Cano

Antonio Cano-Curriela (1811-1897) is de componist van dit typisch negentiende eeuwse romantische gitaarstuk. Hij was een leerling van Dioniso Aguado. Cano begon niet direct met gitaarspelen en componeren. Hij startte als medicus, een chirurg, maar plantte op gegeven moment zijn scalpel in de wilgen ten gunste van de gitaar.

Hij schreef een gitaarmethode (Metodo de Guitarra (1852)) met een groot aantal etudes en diverse concertstukken, bij elkaar zo’n honderd stuks.

Sebastian Yradier

Sebastan de Iradier y Salaverri (1809-1865), bekend als Yradier omdat zijn muziekuitgever uit Parijs vond dat zijn naam een beetje Frans moest lijken (staat mooi op de kaftjes), hield zich bezig met een nieuwe stijlvorm, de Habanera. De bekendste daarvan –La Paloma,- kwam uit in 1855. Yradier woonde en werkte in Madrid, Parijs, Cuba en de Verenigde Staten en stierf tenslotte in Spanje.

Joao Pernambuco

DeBraziliaanse componist Joao Pernambuco (1883 – 1947) stond ook bekend als Joao Teixeira Guimaraes. Reeds vroeg leerde hij op de viola caipira spelen, een kleine gitaar met stalen snaren, het Braziliaanse nationale instrument en kwam hij in contact met de muziek van de straat. Toen zijn ouders stierven kwam hij als wees in Recife terecht waar hij in zijn onderhoud voorzag in bijvoorbeeld een smederij.

In Rio de Janeiro werd hij bekend met composities van nationale muzikale vormen zoals Jongos, Valses, Toadas, en Cancoes. Omdat hij analfabeet was, moest hij erop vertrouwen dat zijn partners de muziek onder zijn naam noteerden en publiceerden. Ongelukkigerwijs maakten velen daar misbruik van, waardoor tophits onder andere namen werden verkocht en Pernambuco geen cent zag.  Heitor Villa Lobos hielp hem nog voort door een aantal van Pernambuco’s liedjes te noteren en onder zijn naam te registreren.

Edward Elgar

De Engelse componist Edward Elgar (1857-1934) werd geboren in een zeer muzikaal gezin, en kwam daardoor praktisch als autodidact in de muziek terecht. Hij is vooral bekend van zijn symfonische werken, met name de Pomp and Circumstance Marches, waar het bekende thema Land of Hope and Glory een deel van is. En zijn melodie van de community song Jerusalem klinkt nog elk jaar op The First Night of the Proms.

Enrique Granados

Enrique Granados (1867 – 1916) was een Spaans componist en pianist. Hij schreef voornamelijk piano- en vocale muziek. Hij was een leerling van o.a. Pujol en Pedrell en stichtte in 1901 het conservatorium te Barcelona.

In tegenstelling tot andere Spaanse componisten van zijn generatie had hij maar weinig belangstelling voor de cultuur van zijn geboortestreek, maar voelde hij zich vooral aangetrokken tot de Castilliaanse Tonadilla en de Spaanse kunst uit de klassieke en vroeg-romantische periode.

Alhoewel zijn werk beïnvloed werd door Robert Schumann, Grieg en Liszt, ontwikkelde hij een eigen stijl met individuele harmonische wendingen en ritmiek, en met karakteristieke melodieën. Typerend voor zijn intuïtief vormbegrip zijn de excessieve, monotone herhalingen van frases. Tot zijn belangrijkste werken behoren de Goyescas voor piano (1911), die later met de librettist Periquet y Zuaznabar tot een opera zijn omgewerkt (New York, 1916) alsmede voor zangstem de Collección de tonadillas, waarin invloed van de 18de-eeuwse Spaanse muziek waarneembaar is. Hij schreef voorts een studie over het gebruik van het pianopedaal, verzorgde de uitgave van tot dan toe onuitgegeven sonates van Alessandro Scarlatti en her-instrumenteerde het pianoconcert in F van Chopin.

Hij kwam op een trieste manier aan zijn eind, in maart 1916 torpedeerde een Duitse onderzeeër bij Dieppe het schip waarop hij van een tournee in Amerika naar Europa terugkeerde. Hij verdronk jammerlijk.

Antonio Alba

Antonio Alba (1873 – 1940) was gitarist en componist. Alba was overigens niet zijn werkelijke naam, want die was Juan Antonio Hava Ferré. Hij schijnt een van de eerste gitaristen te zijn die voor optreden en composities niet zijn eigen naam gebruikte. Hij werkte zowel in Spanje -in het bijzonder Catalonië- als in Chili. Zijn grootste bekendheid kreeg hij met werken gebaseerd op traditionele Chileense en andere Zuidamerikaanse muzikale vormen.

Hij schreef behoorlijk veel voor gitaar en allerlei ensembles met gitaar, er zijn meer dan 100 Opus nummers bekend.

Jules Massenet

Jules Massenet (1855-1912) kreeg al in zijn jeugd pianoles van zijn moeder en studeerde piano en compositie aan het conservatorium in Parijs. Na een bescheiden begin met de compositie van pianomuziek, orkestwerken, oratoria en balletten, werd hij echt bekend met zijn opera’s. In die opera’s wist hij een interessante binding te creëren tussen het libretto, de tekst van de opera en de muziek daarvan. Naast componist was Massenet een gevierde muziekpedagoog.

Gaetano Braga

Gaetano Braga (1829 – 1907) was al gepassioneerd door muziek in zijn jeugd, hij kreeg in die tijd les van Saverio Mercadante. Op veertienjarige leeftijd begon hij cello te studeren en deed ervaring op met compositie. Braga was voornamelijk bekend door zijn opera’s en salonstukken.

Guiseppe Verdi

Giuseppe Fortunino Francesco Verdi werd in 1813 geboren in het Italiaanse Le Roncole. Zijn familie zat niet in de muziek, zijn vader was herbergier en zijn moeder werkte als zijdespinster. De jonge Giuseppe bleek echter zeer muzikaal, als 10-jarige bespeelde hij als vaste organist het orgel van de plaatselijke kerk. Eerst zou hij priester worden, maar al snel bleek zijn grote muzikale talent.

Het Conservatorium in Milaan wees hem echter af, ze hadden hun eigen kandidaten op het oog, maar Verdi vond een privé leraar die hem de fijne kneepjes van het vak leerde en het theater La Scala toonde hem talrijke voorbeelden van hoe je opera’s kunt schrijven.

ZIjn vader zag hem het liefst terugkeren naar zijn geboorteplaats als orkestleider van de kerk, maar ook hier ontstonden heftige conflicten omdat er plaatselijke kandidaten waren, er ontstond oorlog zowel op de vuist als in de rechtszaal. Het lijkt er op dat dit in de huidige tijd in de Italiaanse muziekwereld nog steeds zo gaat!

Zodoende vertrok Verdi naar Milaan waar hij zijn eerste opera’s componeerde, waaronder Nabucco. Hij werd ontdekt door een impresario en kreeg wereldwijd bekendheid. In die periode schreef hij zijn bekende opera’s zoals Rigoletto en Aida.

Op het einde van zijn leven richtte hij een rusthuis voor gepensioneerde musici op, het Casa di Riposo per Musicisti, een ongehoord initiatief in die dagen, veel musici stierven berooid. Het werd ook Verdi’s laatste rustplaats toen hij in 1901 overleed.

Naast een flink aantal opera’s componeerde Verdi gewijde en symfonische muziek, plus nog het nodige aan vooral kamermuziek. Zijn opera’s brachten hem de meeste roem.

Frederic Chopin

Chopin werd in de buurt van Warschau geboren op 1 maart 1810. Zijn vader was echter een rasechte Fransman uit Lotharingen die in de Poolse hoofdstad leraar Frans was, aanvankelijk privé, later aan het stedelijk lyceum.

Chopins moeder was een Poolse, en speelde volmaakt piano. Hun huwelijk scheen zeer geslaagd te zijn, en Frédéric was de enige zoon naast drie dochters. In het gezin werd regelmatig gemusiceerd, en al snel bleek uit de jonge Frédéric een wonderkind te groeien, niet alleen op muzikaal gebied. Ook in mime, karikatuurtekenen en briefschrijven was hij briljant.

Gelukkig voor hem had hij verstandige ouders, die zijn vroege begaafdheid niet exploiteerden en in de eerste plaats goede leraars voor hem zochten (en vonden): Zywny en Elsner. Zij raakten zo weinig mogelijk aan de originele stijl, en beseften dat het hier volstond een technische en theoretische basis mee te geven.

Ondanks zijn zwakke gezondheid besluit Chopin, na het eindexamen aan het gymnasium zich nog uitsluitend op muziek toe te leggen. Op zijn negentien geeft hij Wenen enkele concerten, en wanneer hij in 1830 nogmaals vertrekt voor een tournee, breekt de Poolse opstand uit en kan hij niet meer terug naar het vaderland. Hij vestigt zich in Parijs, waar hij opgenomen wordt in de hoogste salonkringen. Bij een optreden van Paganini komt hij zo onder de indruk, dat hij beslist de Paganini van het klavier te worden, d.w.z. het uitdrukkingsvermogen te vergroten door een weergaloze technische verfijning.

Door zijn zwakke gezondheid, te hard werken en een mislukte liefde wordt hij melancholisch en prikkelbaar. Met collega’s componisten kon hij niet zo best opschieten. Alleen Liszt toonde zich aanvankelijk erg geestdriftig over dit ware talent, terwijl Meyerbeer, Mendelssohn, en Berlioz eerder koeltjes reageerden. Meestal was hij te zien in het gezelschap van Hiller, Bellini, Delacroix en vooral van de jonge schrijfster George Sand.

Na een hele reeks onbeantwoorde liefdes werd hij door Liszt gekoppeld aan George Sand. Acht jaar lang was ze zijn ideale verpleegster toen zijn tering verergerde, ze stelde haar landgoed ter beschikking en nam hem mee voor een rustkuur naar Mallorca. Ze bleef ook achteraf een echte vriendin, hoewel hij leed onder haar avonturen met anderen. Deze jaren waren ondanks alles wellicht de gelukkigste uit zijn leven, en op muzikaal-compositorisch gebied, zowel kwantitatief als kwalitatief, de productiefste.

Helaas kwam het tot een breuk wegens intriges met de zoon en de dochter van Sand en hun respectieve verloofdes. Sand heeft later een beschrijving van hun verhouding gegeven in haar roman “Lucrezia Floriani”.

In zijn laatste levensjaren maakt Chopin nog een reis naar Engeland en Schotland, richt zich met zijn laatste geld volledig nieuw in te Parijs, en laat uit Warschau zijn zuster overkomen, die nog net op tijd is om hem aan zijn sterfbed bij te staan. Hij sterft op 17 oktober 1849, en volgens zijn laatste wilsbeschikking wordt zijn hart in een gouden urn naar Polen overgebracht en wordt hij naast Bellini begraven onder begeleiding van Mozarts Requiem.

Augustin Barrios

De Paraguayaan Augustin Barrios (1885 – 1945) was een van de grote gitaarvirtuozen uit de romantiek. Zijn composities zijn virtuoos en bevatten talloze technische innovaties.

Barrios werd geboren in San Bautista de las Misiones in Paraguay als vijfde zoon van een onderwijzersechtpaar. Zijn ouders gaven hem veel muziek en cultuur in de opvoeding mee. Geinspireerd door het gitaarspel van zijn moeder, begon Augustin al vroeg met de gitaar. Na zijn opleiding in de hoofdstad Asuncion trok hij de wereld over als gitaarvirtuoos en componist en hield zich daarbij als dichter bezig met literatuur. Van hem zijn nog geluidsopnamen bewaard gebleven.

Zijn muziek was beïnvloed door drie aspecten, de folklore van zijn land, het mysterie van het geloof en zijn bewondering voor de Europese klassieke muziek. Hij liet meer dan driehonderd werken na.

Johann Decker Schenk

Johann Decker-Schenk (1826 – 1899) was een Oostenrijkse gitaarvirtuoos die al jong met het instrument te maken kreeg, want zijn vader was gitaarbouwer. En niet van de kleinste ook, want hij bouwde enkel- en dubbeltoets harpgitaren, grote jongens die je niet zo maar versleepte.

Hij componeerde voor tien-snarige gitaar, maar in een redelijk aantal stukken bleef hij binnen het hedendaagse gitaarbereik. In zijn tijd was hij populair, maar tegenwoordig zouden veel mensen zijn muziek over-sentimenteel noemen.

Carl Oscar Boije

De Zweed Carl Oscar Boije af Gennas (1849-1923) was een gepassioneerd amateurgitarist die een gigantische verzameling gitaarmuziek aanlegde. Onderdeel van die verzameling was een groot deel van de negentiende-eeuwse gitaarmuziek plus een flink aantal gitaarbladen, periodieken met stukken voor gitaar in diverse instrumentale combinaties, waaronder zang en piano.

Boije bepaalde dat zijn collectie na zijn dood werd gedoneerd aan de Statens Musikbibliotek, de centrale Zweedse bibliotheek voor bladmuziek. Alle muziek uit de collectie zit tegenwoordig in het Public Domain.

Dat vraagt om een zoektocht op zoek naar nieuwe muziek. Je komt er van alles tegen, muziek uit de Klassieke periode en de vroege Romantiek. Een groot aantal stukken is aardig netjes gegraveerd, maar er zit ook het nodige aan handschrift tussen.

Eduardo D. Bensadon

De Argentijnse gitarist en componist Eduardo D. Bensadon werd geboren in Buenos Aires en doorliep het conservatorium op de Conservatorio de Musica y Declamacion.

Hij was een veelzijdig man, naast een carrière als gitarist was hij ook acteur in diverse speelfilms. Hij heeft ongeveer 100 composities op zijn naam staan.

Gerardo Matos Rodriguez

Gerardo Matos Rodriguez (1897-1948) was de zoon van de eigenaar van de Moulin Rouge in Montevideo. Bij deze naam denk ik gelijk aan muziek, dans en niet te vergeten de CanCan. Het zit er dik in dat er ook tango’s werden gedanst.

In zijn jeugd begon Matos Rodriguez te componeren en werd het in 1916 de tango La Compursita die hem wereldbekend maakte. Hij reisde in Europa en ging verder in de muziek als componist van dans- en filmmuziek en leidde een tango-orkest in Montevideo.

Edward R. Day

Edward R. Day (1866-1919), wie is dat? Ik stuitte op een unicum: Ik kon op Internet niets over deze componist vinden behalve dan een link naar dit stuk. Gezien het karakter van het voorbeeld van zijn composities op deze site, stel ik me zo voor dat hij actief was in de salon- en vermaaksmuziek.

Dankzij een hint van Annette Kruisbrink vond ik een link naar een groep Amerikaanse gitaristen/componisten rond mensen zoals Justin Holland (1819-1887), William Foden (1860-1947) en eerdergenoemde Luigi Mozzani die blijkbaar in de Verenigde Staten terecht kwam. Deze musici waren sterk beïnvloed door de klassieke romantische Europese gitaarmuziek. Wat duidelijk wordt uit het voorbeeld van Day dat ik tegenkwam: Europees georiënteerde salonmuziek met een heel eigen tintje.

Michael Balfe

Michael William Balfe werd in 1808 in Dublin, Ierland, geboren. Zijn vader was dansleraar en violist. Balfe keek de kunst af en speelde als kind al viool bij de danslessen van zijn vader. Als tiener vertrok hij naar Londen, werd lid van een theaterorkest en studeerde en passant muziek bij Cherubini en Rossini.

Naast de viool deed hij een poging om operazanger te worden. Dit had eerst weinig succes zodat hij zich toelegde op de andere kant van de zaak, het componeren van opera’s. Dat ging een stuk beter, met 28 opera’s als resultaat, met The Bohemian Girl als meest bekende. Daarnaast omvatte zijn werk meer dan 250 liederen. Vele van deze liederen werden klassiekers in Ierland.

Uiteindelijk bracht hij het tot directeur en dirigent van de Italian Opera in Londen. Daarmee haalde hij zijn pensioen, hij stierf uiteindelijk in 1870. Na zijn dood liet zijn vrouw zijn gehele werk na aan het Brits Museum.

Carrie V. Hayden

In de tweede helft van de negentiende eeuw werd de salonmuziek voor gitaar populair, niet alleen in Europa, maar ook in de Verenigde Staten. Zo kwamen een groot aantal walsen, polka’s en arrangementen van populaire klassieke werken tot stand. Mensen zoals Winslow Hayden (1839 – 1886) en Justin Holland (1819 – 1887) brachten op deze manier cultuurmuziek in de salon en de huiskamer binnen bereik van de amateurgitarist.

Winslow Hayden had een dochter Carrie V. die het metier van haar vader voortzette. Ik ontdekte wat materiaal van haar dat een leuk voorbeeld vormt van de Amerikaanse salonmuziek in de negentiende eeuw.

Winslow Lewis Hayden

Winslow Lewis Hayden (1839 – 1886) was een negentiende eeuwse Amerikaanse gitarist/arrangeur/componist. Hij had een eigen uitgeverij in Boston en richtte zich op de markt voor amateur- en huismuziek. Daarnaast werkte hij samen met uitgeverijen zoals White Smith & Co en bracht daarbij diverse bundels uit gericht op het leerlingen en amateursegment, voornamelijk met arrangementen van populaire liederen, dansen en easy listening classics.

Zijn werken zijn vanwege de doelgroep waarmee hij werkte niet super lastig. Dat geeft vooral bij arrangementen van bekende klassieke werken soms een gevoel van teleurstelling, want hij offerde een terechte harmonie met lastig greepje nog weleens op voor iets simpelers dat minder goed klinkt.

Toch is zijn werk een leuk voorbeeld van populaire muziek voor de klassieke gitaar. Het speelt relatief snel weg.

Rafael Arias

Rafael Arias (1832 – 1882) vormt een klein raadsel als je zijn naam op Internet zoekt. Het vermoeden is dat hij Argentijn was. Ik vond een van zijn stukken in de Spaanse bibliotheek.

Quirino Baez-Allende

Quirino Baez-Allende (1896-1963) was een van de pioniers van de gitaar in Paraguay. Hij studeerde bij Gustav Sosa Escalada (1877 – 1943) in de hoofdstad Asunción en vervolgde zijn studie in Buenos Aires bij Domingo Prat (1886 – 1944) die ooit een leerling van Tárrega was.

Baez-Allende was een van de stichters van de gitaarvereniging Circulo Guitarristico in Buenos Aires. Hij werd redelijk bekend door tournees in het buitenland, in zijn thuisland vond hij nauwelijks weerklank. Naast eigen composities maakte hij een groot aantal arrangementen van klassieke- en volksmuziek.

Hij ontmoette Augustin Barrios Mangoré (1885 – 1944) en deed zelfs een optreden samen met hem in Mexico.

José Sancho

José Sancho (1860 – ????) was een Spaanse gitarist en lid van de Estudiantina Figaro, een rondtrekkend studentikoos muziekgezelschap aan het einde van de 19e eeuw. Sancho had zwerversbloed, nadat de Estudiantina Figaro in 1881werd opgeheven, zwierf hij door Noord- en Zuid Amerika. Uiteindelijk vestigde hij zich in Buenos Aires waar hij diverse werken binnen het genre salonmuziek publiceerde bij het uitgevershuis Casa Núñez.

Wonderlijk genoeg is zijn sterfdatum niet bekend.

Muziek

error: Content is protected !!
Scroll naar boven