Dit is een Italiaans luitstuk uit de Renaissance, geschreven door een anonieme componist. Het begint met een statig thema en mondt uit in een fraai polyfonisch gedeelte met een vraag/antwoordspelletje tussen de stemmen.
Ik hoorde het stuk voor het eerst, toen ik als zeventienjarige nog maar net gitaar speelde. Niek Verkruisen, de muziekleraar op de Scholengemeenschap Sweelinck in Amsterdam (waar ik op ’t gymnasium zat), organiseerde altijd een songfestival voor en door de leerlingen. Daar kwamen allerlei leuke popliedjes aan bod, zoals bijvoorbeeld Streets of London, Killing me Softly, Woningnood, Verdronken Vlinder en Apocalyps van Boudewijn de Groot en nog vele andere liedjes, die in die tijd (70er jaren) populair waren.
De muziekleraar -die eigenlijk klassiek geschoold pianist was, maar ook van Close to the Edge van Yes hield- vond op een zeker moment, dat hij ook een klassieke avond moest organiseren. Zogezegd, zo gedaan en binnen de kortste keren bleek, dat er op school een ontzettend potentieel aan fluitisten, pianisten, violisten, gitaristen, en andere instrumentalisten zat.
De meest dapperen onder hen waagden een poging om een stuk voor te spelen. Zo had je daar bijvoorbeeld Els Grotendorst en Carol van Wieren, die de Entr’ Acte van Jaques Ibert heel verdienstelijk op fluit respectievelijk gitaar vertolkten. Zo had je daar Arjen Mos, die iedereen verbaasde met zijn Zwarte Toetsen Etude van Chopin. En daar was nog Jan Belmer op gitaar, die met de beruchte uitspraak “Nee, Sorry” zijn grote idool Jan Akkerman perfect imiteerde, zodat we hetgeen hij ingestudeerd had, nooit hebben gehoord.
En tenslotte speelde Gabrielle Verbeek Se Lo M’Accorgo. Ze had ontzettend veel pech. Ze liep tegen de nachtmerrie van de gitarist aan: haar hoge e-snaar knapte en ze had geen nieuwe. Maar ze zette dapper door!